Vervoeging van het werkwoord zusperren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord zusperren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "zusperren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich sperre zu
- du sperrst zu
- er/sie/es sperrt zu
- wir sperren zu
- ihr sperrt zu
- Sie sperren zu
Perfekt
- ich habe zugesperrt
- du hast zugesperrt
- er/sie/es hat zugesperrt
- wir haben zugesperrt
- ihr habt zugesperrt
- Sie haben zugesperrt
Präteritum
- ich sperrte zu
- du sperrtest zu
- er/sie/es sperrte zu
- wir sperrten zu
- ihr sperrtet zu
- Sie sperrten zu
Plusquamperfekt
- ich hatte zugesperrt
- du hattest zugesperrt
- er/sie/es hatte zugesperrt
- wir hatten zugesperrt
- ihr hattet zugesperrt
- Sie hatten zugesperrt
Futur I
- ich werde zusperren
- du wirst zusperren
- er/sie/es wird zusperren
- wir werden zusperren
- ihr werdet zusperren
- Sie werden zusperren
Futur II
- ich werde zugesperrt haben
- du wirst zugesperrt haben
- er/sie/es wird zugesperrt haben
- wir werden zugesperrt haben
- ihr werdet zugesperrt haben
- Sie werden zugesperrt haben
Vervoeging van het werkwoord "zusperren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- sperre (du) zu
- sperren wir zu
- sperrt ihr zu
- sperren Sie zu
Vervoeging van het werkwoord "zusperren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich sperre zu
- du sperrest zu
- er/sie/es sperre zu
- wir sperren zu
- ihr sperret zu
- Sie sperren zu
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe zugesperrt
- du habest zugesperrt
- er/sie/es habe zugesperrt
- wir haben zugesperrt
- ihr habet zugesperrt
- Sie haben zugesperrt
Konjunktiv I Futur I
- ich werde zusperren
- du werdest zusperren
- er/sie/es werde zusperren
- wir werden zusperren
- ihr werdet zusperren
- Sie werden zusperren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde zugesperrt haben
- du werdest zugesperrt haben
- er/sie/es werde zugesperrt haben
- wir werden zugesperrt haben
- ihr werdet zugesperrt haben
- Sie werden zugesperrt haben
Vervoeging van het werkwoord "zusperren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich sperrte zu
- du sperrtest zu
- er/sie/es sperrte zu
- wir sperrten zu
- ihr sperrtet zu
- Sie sperrten zu
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte zugesperrt
- du hättest zugesperrt
- er/sie/es hätte zugesperrt
- wir hätten zugesperrt
- ihr hättet zugesperrt
- Sie hätten zugesperrt
Konjunktiv II Futur I
- ich würde zusperren
- du würdest zusperren
- er/sie/es würde zusperren
- wir würden zusperren
- ihr würdet zusperren
- Sie würden zusperren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde zugesperrt haben
- du würdest zugesperrt haben
- er/sie/es würde zugesperrt haben
- wir würden zugesperrt haben
- ihr würdet zugesperrt haben
- Sie würden zugesperrt haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
lasierenproviantierenweitertrinkenwiedererschaffenzusammenschmiedenzuschwellenzuspachtelnzuspielenzustehen
