Vervoeging van het werkwoord zusammentreffen in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord zusammentreffen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "zusammentreffen" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich treffe zusammen
- du triffst zusammen
- er/sie/es trifft zusammen
- wir treffen zusammen
- ihr trefft zusammen
- Sie treffen zusammen
Perfekt
- ich habe zusammengetroffen
- du hast zusammengetroffen
- er/sie/es hat zusammengetroffen
- wir haben zusammengetroffen
- ihr habt zusammengetroffen
- Sie haben zusammengetroffen
Präteritum
- ich traf zusammen
- du trafst zusammen
- er/sie/es traf zusammen
- wir trafen zusammen
- ihr traft zusammen
- Sie trafen zusammen
Plusquamperfekt
- ich hatte zusammengetroffen
- du hattest zusammengetroffen
- er/sie/es hatte zusammengetroffen
- wir hatten zusammengetroffen
- ihr hattet zusammengetroffen
- Sie hatten zusammengetroffen
Futur I
- ich werde zusammentreffen
- du wirst zusammentreffen
- er/sie/es wird zusammentreffen
- wir werden zusammentreffen
- ihr werdet zusammentreffen
- Sie werden zusammentreffen
Futur II
- ich werde zusammengetroffen haben
- du wirst zusammengetroffen haben
- er/sie/es wird zusammengetroffen haben
- wir werden zusammengetroffen haben
- ihr werdet zusammengetroffen haben
- Sie werden zusammengetroffen haben
Vervoeging van het werkwoord "zusammentreffen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- triff (du) zusammen
- treffen wir zusammen
- trefft ihr zusammen
- treffen Sie zusammen
Vervoeging van het werkwoord "zusammentreffen" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich treffe zusammen
- du treffest zusammen
- er/sie/es treffe zusammen
- wir treffen zusammen
- ihr treffet zusammen
- Sie treffen zusammen
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe zusammengetroffen
- du habest zusammengetroffen
- er/sie/es habe zusammengetroffen
- wir haben zusammengetroffen
- ihr habet zusammengetroffen
- Sie haben zusammengetroffen
Konjunktiv I Futur I
- ich werde zusammentreffen
- du werdest zusammentreffen
- er/sie/es werde zusammentreffen
- wir werden zusammentreffen
- ihr werdet zusammentreffen
- Sie werden zusammentreffen
Konjunktiv I Futur II
- ich werde zusammengetroffen haben
- du werdest zusammengetroffen haben
- er/sie/es werde zusammengetroffen haben
- wir werden zusammengetroffen haben
- ihr werdet zusammengetroffen haben
- Sie werden zusammengetroffen haben
Vervoeging van het werkwoord "zusammentreffen" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich träfe zusammen
- du träfest zusammen
- er/sie/es träfe zusammen
- wir träfen zusammen
- ihr träfet zusammen
- Sie träfen zusammen
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte zusammengetroffen
- du hättest zusammengetroffen
- er/sie/es hätte zusammengetroffen
- wir hätten zusammengetroffen
- ihr hättet zusammengetroffen
- Sie hätten zusammengetroffen
Konjunktiv II Futur I
- ich würde zusammentreffen
- du würdest zusammentreffen
- er/sie/es würde zusammentreffen
- wir würden zusammentreffen
- ihr würdet zusammentreffen
- Sie würden zusammentreffen
Konjunktiv II Futur II
- ich würde zusammengetroffen haben
- du würdest zusammengetroffen haben
- er/sie/es würde zusammengetroffen haben
- wir würden zusammengetroffen haben
- ihr würdet zusammengetroffen haben
- Sie würden zusammengetroffen haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
kurzhaltenpressenweiterproduzierenwiderstreitenzusammenkrachenzusammenstrickenzusammentragenzusammentreibenzusammenwohnen
