Vervoeging van het werkwoord zurückbesinnen in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord zurückbesinnen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "zurückbesinnen" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich besinne zurück
- du besinnst zurück
- er/sie/es besinnt zurück
- wir besinnen zurück
- ihr besinnt zurück
- Sie besinnen zurück
Perfekt
- ich habe zurückbesonnen
- du hast zurückbesonnen
- er/sie/es hat zurückbesonnen
- wir haben zurückbesonnen
- ihr habt zurückbesonnen
- Sie haben zurückbesonnen
Präteritum
- ich besann zurück
- du besannst zurück
- er/sie/es besann zurück
- wir besannen zurück
- ihr besannt zurück
- Sie besannen zurück
Plusquamperfekt
- ich hatte zurückbesonnen
- du hattest zurückbesonnen
- er/sie/es hatte zurückbesonnen
- wir hatten zurückbesonnen
- ihr hattet zurückbesonnen
- Sie hatten zurückbesonnen
Futur I
- ich werde zurückbesinnen
- du wirst zurückbesinnen
- er/sie/es wird zurückbesinnen
- wir werden zurückbesinnen
- ihr werdet zurückbesinnen
- Sie werden zurückbesinnen
Futur II
- ich werde zurückbesonnen haben
- du wirst zurückbesonnen haben
- er/sie/es wird zurückbesonnen haben
- wir werden zurückbesonnen haben
- ihr werdet zurückbesonnen haben
- Sie werden zurückbesonnen haben
Vervoeging van het werkwoord "zurückbesinnen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- besinn (du) zurück
- besinnen wir zurück
- besinnt ihr zurück
- besinnen Sie zurück
- besinne (du) zurück
- besinnen wir zurück
- besinnt ihr zurück
- besinnen Sie zurück
Vervoeging van het werkwoord "zurückbesinnen" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich besinne zurück
- du besinnest zurück
- er/sie/es besinne zurück
- wir besinnen zurück
- ihr besinnet zurück
- Sie besinnen zurück
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe zurückbesonnen
- du habest zurückbesonnen
- er/sie/es habe zurückbesonnen
- wir haben zurückbesonnen
- ihr habet zurückbesonnen
- Sie haben zurückbesonnen
Konjunktiv I Futur I
- ich werde zurückbesinnen
- du werdest zurückbesinnen
- er/sie/es werde zurückbesinnen
- wir werden zurückbesinnen
- ihr werdet zurückbesinnen
- Sie werden zurückbesinnen
Konjunktiv I Futur II
- ich werde zurückbesonnen haben
- du werdest zurückbesonnen haben
- er/sie/es werde zurückbesonnen haben
- wir werden zurückbesonnen haben
- ihr werdet zurückbesonnen haben
- Sie werden zurückbesonnen haben
Vervoeging van het werkwoord "zurückbesinnen" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich besänne zurück
- du besännest zurück
- er/sie/es besänne zurück
- wir besännen zurück
- ihr besännet zurück
- Sie besännen zurück
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte zurückbesonnen
- du hättest zurückbesonnen
- er/sie/es hätte zurückbesonnen
- wir hätten zurückbesonnen
- ihr hättet zurückbesonnen
- Sie hätten zurückbesonnen
Konjunktiv II Futur I
- ich würde zurückbesinnen
- du würdest zurückbesinnen
- er/sie/es würde zurückbesinnen
- wir würden zurückbesinnen
- ihr würdet zurückbesinnen
- Sie würden zurückbesinnen
Konjunktiv II Futur II
- ich würde zurückbesonnen haben
- du würdest zurückbesonnen haben
- er/sie/es würde zurückbesonnen haben
- wir würden zurückbesonnen haben
- ihr würdet zurückbesonnen haben
- Sie würden zurückbesonnen haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
kliebenoktroyierenwälzenwegreitenzukriegenzurückbegebenzurückberufenzurückbeugenzurückblendenzusammengeraten
