Vervoeging van het werkwoord verzaubern in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord verzaubern in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "verzaubern" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich verzaubere
  • du verzauberst
  • er/sie/es verzaubert
  • wir verzaubern
  • ihr verzaubert
  • Sie verzaubern

Perfekt

  • ich habe verzaubert
  • du hast verzaubert
  • er/sie/es hat verzaubert
  • wir haben verzaubert
  • ihr habt verzaubert
  • Sie haben verzaubert

Präteritum

  • ich verzauberte
  • du verzaubertest
  • er/sie/es verzauberte
  • wir verzauberten
  • ihr verzaubertet
  • Sie verzauberten

Plusquamperfekt

  • ich hatte verzaubert
  • du hattest verzaubert
  • er/sie/es hatte verzaubert
  • wir hatten verzaubert
  • ihr hattet verzaubert
  • Sie hatten verzaubert

Futur I

  • ich werde verzaubern
  • du wirst verzaubern
  • er/sie/es wird verzaubern
  • wir werden verzaubern
  • ihr werdet verzaubern
  • Sie werden verzaubern

Futur II

  • ich werde verzaubert haben
  • du wirst verzaubert haben
  • er/sie/es wird verzaubert haben
  • wir werden verzaubert haben
  • ihr werdet verzaubert haben
  • Sie werden verzaubert haben

Vervoeging van het werkwoord "verzaubern" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • verzaubere (du)
  • verzaubern wir
  • verzaubert ihr
  • verzaubern Sie

Infinitiv - Präsens

  • verzaubern

Infinitiv - Perfekt

  • verzaubert haben

Partizip Präsens

  • verzaubernd

Partizip Perfekt

  • verzaubert

Vervoeging van het werkwoord "verzaubern" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich verzaubere
  • du verzauberest
  • er/sie/es verzaubere
  • wir verzaubern
  • ihr verzaubert
  • Sie verzaubern

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe verzaubert
  • du habest verzaubert
  • er/sie/es habe verzaubert
  • wir haben verzaubert
  • ihr habet verzaubert
  • Sie haben verzaubert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde verzaubern
  • du werdest verzaubern
  • er/sie/es werde verzaubern
  • wir werden verzaubern
  • ihr werdet verzaubern
  • Sie werden verzaubern

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde verzaubert haben
  • du werdest verzaubert haben
  • er/sie/es werde verzaubert haben
  • wir werden verzaubert haben
  • ihr werdet verzaubert haben
  • Sie werden verzaubert haben

Vervoeging van het werkwoord "verzaubern" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich verzauberte
  • du verzaubertest
  • er/sie/es verzauberte
  • wir verzauberten
  • ihr verzaubertet
  • Sie verzauberten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte verzaubert
  • du hättest verzaubert
  • er/sie/es hätte verzaubert
  • wir hätten verzaubert
  • ihr hättet verzaubert
  • Sie hätten verzaubert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde verzaubern
  • du würdest verzaubern
  • er/sie/es würde verzaubern
  • wir würden verzaubern
  • ihr würdet verzaubern
  • Sie würden verzaubern

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde verzaubert haben
  • du würdest verzaubert haben
  • er/sie/es würde verzaubert haben
  • wir würden verzaubert haben
  • ihr würdet verzaubert haben
  • Sie würden verzaubert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: hervorbringenkehrtmachenunterwerfenverdeutschenverunechtenverwüstenverzärtelnverzäunenverzettelnvorbeischrammenweiterbeziehenzurechtflicken