Vervoeging van het werkwoord telephonieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord telephonieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "telephonieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich telephoniere
  • du telephonierst
  • er/sie/es telephoniert
  • wir telephonieren
  • ihr telephoniert
  • Sie telephonieren

Perfekt

  • ich habe telephoniert
  • du hast telephoniert
  • er/sie/es hat telephoniert
  • wir haben telephoniert
  • ihr habt telephoniert
  • Sie haben telephoniert

Präteritum

  • ich telephonierte
  • du telephoniertest
  • er/sie/es telephonierte
  • wir telephonierten
  • ihr telephoniertet
  • Sie telephonierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte telephoniert
  • du hattest telephoniert
  • er/sie/es hatte telephoniert
  • wir hatten telephoniert
  • ihr hattet telephoniert
  • Sie hatten telephoniert

Futur I

  • ich werde telephonieren
  • du wirst telephonieren
  • er/sie/es wird telephonieren
  • wir werden telephonieren
  • ihr werdet telephonieren
  • Sie werden telephonieren

Futur II

  • ich werde telephoniert haben
  • du wirst telephoniert haben
  • er/sie/es wird telephoniert haben
  • wir werden telephoniert haben
  • ihr werdet telephoniert haben
  • Sie werden telephoniert haben

Vervoeging van het werkwoord "telephonieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • telephoniere (du)
  • telephonieren wir
  • telephoniert ihr
  • telephonieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • telephonieren

Infinitiv - Perfekt

  • telephoniert haben

Partizip Präsens

  • telephonierend

Partizip Perfekt

  • telephoniert

Vervoeging van het werkwoord "telephonieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich telephoniere
  • du telephonierest
  • er/sie/es telephoniere
  • wir telephonieren
  • ihr telephonieret
  • Sie telephonieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe telephoniert
  • du habest telephoniert
  • er/sie/es habe telephoniert
  • wir haben telephoniert
  • ihr habet telephoniert
  • Sie haben telephoniert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde telephonieren
  • du werdest telephonieren
  • er/sie/es werde telephonieren
  • wir werden telephonieren
  • ihr werdet telephonieren
  • Sie werden telephonieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde telephoniert haben
  • du werdest telephoniert haben
  • er/sie/es werde telephoniert haben
  • wir werden telephoniert haben
  • ihr werdet telephoniert haben
  • Sie werden telephoniert haben

Vervoeging van het werkwoord "telephonieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich telephonierte
  • du telephoniertest
  • er/sie/es telephonierte
  • wir telephonierten
  • ihr telephoniertet
  • Sie telephonierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte telephoniert
  • du hättest telephoniert
  • er/sie/es hätte telephoniert
  • wir hätten telephoniert
  • ihr hättet telephoniert
  • Sie hätten telephoniert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde telephonieren
  • du würdest telephonieren
  • er/sie/es würde telephonieren
  • wir würden telephonieren
  • ihr würdet telephonieren
  • Sie würden telephonieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde telephoniert haben
  • du würdest telephoniert haben
  • er/sie/es würde telephoniert haben
  • wir würden telephoniert haben
  • ihr würdet telephoniert haben
  • Sie würden telephoniert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: expandierenhereinreitenrumplagenschablonierensuggerierenteilentelegraphierentelexenteufenüberbauenumstrahlenvernickelnzurückschalten