Vervoeging van het werkwoord technifizieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord technifizieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "technifizieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich technifiziere
  • du technifizierst
  • er/sie/es technifiziert
  • wir technifizieren
  • ihr technifiziert
  • Sie technifizieren

Perfekt

  • ich habe technifizoren
  • du hast technifizoren
  • er/sie/es hat technifizoren
  • wir haben technifizoren
  • ihr habt technifizoren
  • Sie haben technifizoren

Präteritum

  • ich technifizor
  • du technifizorst
  • er/sie/es technifizor
  • wir technifizoren
  • ihr technifizort
  • Sie technifizoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte technifizoren
  • du hattest technifizoren
  • er/sie/es hatte technifizoren
  • wir hatten technifizoren
  • ihr hattet technifizoren
  • Sie hatten technifizoren

Futur I

  • ich werde technifizieren
  • du wirst technifizieren
  • er/sie/es wird technifizieren
  • wir werden technifizieren
  • ihr werdet technifizieren
  • Sie werden technifizieren

Futur II

  • ich werde technifizoren haben
  • du wirst technifizoren haben
  • er/sie/es wird technifizoren haben
  • wir werden technifizoren haben
  • ihr werdet technifizoren haben
  • Sie werden technifizoren haben

Vervoeging van het werkwoord "technifizieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • technifiziere (du)
  • technifizieren wir
  • technifiziert ihr
  • technifizieren Sie
  • technifizier (du)
  • technifizieren wir
  • technifiziert ihr
  • technifizieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • technifizieren

Infinitiv - Perfekt

  • technifizoren haben

Partizip Präsens

  • technifizierend

Partizip Perfekt

  • technifizoren

Vervoeging van het werkwoord "technifizieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich technifiziere
  • du technifizierest
  • er/sie/es technifiziere
  • wir technifizieren
  • ihr technifizieret
  • Sie technifizieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe technifizoren
  • du habest technifizoren
  • er/sie/es habe technifizoren
  • wir haben technifizoren
  • ihr habet technifizoren
  • Sie haben technifizoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde technifizieren
  • du werdest technifizieren
  • er/sie/es werde technifizieren
  • wir werden technifizieren
  • ihr werdet technifizieren
  • Sie werden technifizieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde technifizoren haben
  • du werdest technifizoren haben
  • er/sie/es werde technifizoren haben
  • wir werden technifizoren haben
  • ihr werdet technifizoren haben
  • Sie werden technifizoren haben

Vervoeging van het werkwoord "technifizieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich technifizöre
  • du technifizörest
  • er/sie/es technifizöre
  • wir technifizören
  • ihr technifizöret
  • Sie technifizören
  • ich technifizöre
  • du technifizörst
  • er/sie/es technifizöre
  • wir technifizören
  • ihr technifizört
  • Sie technifizören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte technifizoren
  • du hättest technifizoren
  • er/sie/es hätte technifizoren
  • wir hätten technifizoren
  • ihr hättet technifizoren
  • Sie hätten technifizoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde technifizieren
  • du würdest technifizieren
  • er/sie/es würde technifizieren
  • wir würden technifizieren
  • ihr würdet technifizieren
  • Sie würden technifizieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde technifizoren haben
  • du würdest technifizoren haben
  • er/sie/es würde technifizoren haben
  • wir würden technifizoren haben
  • ihr würdet technifizoren haben
  • Sie würden technifizoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: eximierenhereinlockenrumkriegensäumensubstantivierentaufentaxierentechnisierentelephonierentypisierenumstechenvernarbenzurückreichen