Vervoeging van het werkwoord spiegeln in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord spiegeln in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "spiegeln" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich spiegle
- du spiegelst
- er/sie/es spiegelt
- wir spiegeln
- ihr spiegelt
- Sie spiegeln
- ich spiegele
- du spiegelst
- er/sie/es spiegelt
- wir spiegeln
- ihr spiegelt
- Sie spiegeln
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe gespiegelt
- du hast gespiegelt
- er/sie/es hat gespiegelt
- wir haben gespiegelt
- ihr habt gespiegelt
- Sie haben gespiegelt
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich spiegelte
- du spiegeltest
- er/sie/es spiegelte
- wir spiegelten
- ihr spiegeltet
- Sie spiegelten
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte gespiegelt
- du hattest gespiegelt
- er/sie/es hatte gespiegelt
- wir hatten gespiegelt
- ihr hattet gespiegelt
- Sie hatten gespiegelt
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde spiegeln
- du wirst spiegeln
- er/sie/es wird spiegeln
- wir werden spiegeln
- ihr werdet spiegeln
- Sie werden spiegeln
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde gespiegelt haben
- du wirst gespiegelt haben
- er/sie/es wird gespiegelt haben
- wir werden gespiegelt haben
- ihr werdet gespiegelt haben
- Sie werden gespiegelt haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "spiegeln" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - spiegle (du)
- spiegeln wir
- spiegelt ihr
- spiegeln Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "spiegeln" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich spiegle
- du spieglest
- er/sie/es spiegle
- wir spieglen
- ihr spieglet
- Sie spieglen
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe gespiegelt
- du habest gespiegelt
- er/sie/es habe gespiegelt
- wir haben gespiegelt
- ihr habet gespiegelt
- Sie haben gespiegelt
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde spiegeln
- du werdest spiegeln
- er/sie/es werde spiegeln
- wir werden spiegeln
- ihr werdet spiegeln
- Sie werden spiegeln
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde gespiegelt haben
- du werdest gespiegelt haben
- er/sie/es werde gespiegelt haben
- wir werden gespiegelt haben
- ihr werdet gespiegelt haben
- Sie werden gespiegelt haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "spiegeln" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich spiegelte
- du spiegeltest
- er/sie/es spiegelte
- wir spiegelten
- ihr spiegeltet
- Sie spiegelten
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte gespiegelt
- du hättest gespiegelt
- er/sie/es hätte gespiegelt
- wir hätten gespiegelt
- ihr hättet gespiegelt
- Sie hätten gespiegelt
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde spiegeln
- du würdest spiegeln
- er/sie/es würde spiegeln
- wir würden spiegeln
- ihr würdet spiegeln
- Sie würden spiegeln
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde gespiegelt haben
- du würdest gespiegelt haben
- er/sie/es würde gespiegelt haben
- wir würden gespiegelt haben
- ihr würdet gespiegelt haben
- Sie würden gespiegelt haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              erbenheranstehenreingehörenrestituierensinnierenspengelnspickenspiekernspitzensubmittierenübertretenvergärenzickeln