Vervoeging van het werkwoord silhouettieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord silhouettieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "silhouettieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich silhouettiere
  • du silhouettierst
  • er/sie/es silhouettiert
  • wir silhouettieren
  • ihr silhouettiert
  • Sie silhouettieren

Perfekt

  • ich habe silhouettoren
  • du hast silhouettoren
  • er/sie/es hat silhouettoren
  • wir haben silhouettoren
  • ihr habt silhouettoren
  • Sie haben silhouettoren

Präteritum

  • ich silhouettor
  • du silhouettorst
  • er/sie/es silhouettor
  • wir silhouettoren
  • ihr silhouettort
  • Sie silhouettoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte silhouettoren
  • du hattest silhouettoren
  • er/sie/es hatte silhouettoren
  • wir hatten silhouettoren
  • ihr hattet silhouettoren
  • Sie hatten silhouettoren

Futur I

  • ich werde silhouettieren
  • du wirst silhouettieren
  • er/sie/es wird silhouettieren
  • wir werden silhouettieren
  • ihr werdet silhouettieren
  • Sie werden silhouettieren

Futur II

  • ich werde silhouettoren haben
  • du wirst silhouettoren haben
  • er/sie/es wird silhouettoren haben
  • wir werden silhouettoren haben
  • ihr werdet silhouettoren haben
  • Sie werden silhouettoren haben

Vervoeging van het werkwoord "silhouettieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • silhouettiere (du)
  • silhouettieren wir
  • silhouettiert ihr
  • silhouettieren Sie
  • silhouettier (du)
  • silhouettieren wir
  • silhouettiert ihr
  • silhouettieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • silhouettieren

Infinitiv - Perfekt

  • silhouettoren haben

Partizip Präsens

  • silhouettierend

Partizip Perfekt

  • silhouettoren

Vervoeging van het werkwoord "silhouettieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich silhouettiere
  • du silhouettierest
  • er/sie/es silhouettiere
  • wir silhouettieren
  • ihr silhouettieret
  • Sie silhouettieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe silhouettoren
  • du habest silhouettoren
  • er/sie/es habe silhouettoren
  • wir haben silhouettoren
  • ihr habet silhouettoren
  • Sie haben silhouettoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde silhouettieren
  • du werdest silhouettieren
  • er/sie/es werde silhouettieren
  • wir werden silhouettieren
  • ihr werdet silhouettieren
  • Sie werden silhouettieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde silhouettoren haben
  • du werdest silhouettoren haben
  • er/sie/es werde silhouettoren haben
  • wir werden silhouettoren haben
  • ihr werdet silhouettoren haben
  • Sie werden silhouettoren haben

Vervoeging van het werkwoord "silhouettieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich silhouettöre
  • du silhouettörest
  • er/sie/es silhouettöre
  • wir silhouettören
  • ihr silhouettöret
  • Sie silhouettören
  • ich silhouettöre
  • du silhouettörst
  • er/sie/es silhouettöre
  • wir silhouettören
  • ihr silhouettört
  • Sie silhouettören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte silhouettoren
  • du hättest silhouettoren
  • er/sie/es hätte silhouettoren
  • wir hätten silhouettoren
  • ihr hättet silhouettoren
  • Sie hätten silhouettoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde silhouettieren
  • du würdest silhouettieren
  • er/sie/es würde silhouettieren
  • wir würden silhouettieren
  • ihr würdet silhouettieren
  • Sie würden silhouettieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde silhouettoren haben
  • du würdest silhouettoren haben
  • er/sie/es würde silhouettoren haben
  • wir würden silhouettoren haben
  • ihr würdet silhouettoren haben
  • Sie würden silhouettoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: entschlummernhelfenrausputzenreinschüttenschwippensiegelnsignifizierensilierensirrenstillliegenüberpflanzenverdruckenzerknäueln