Vervoeging van het werkwoord seligmachen in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord seligmachen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "seligmachen" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich mache selig
  • du machst selig
  • er/sie/es macht selig
  • wir machen selig
  • ihr macht selig
  • Sie machen selig

Perfekt

  • ich habe seliggemacht
  • du hast seliggemacht
  • er/sie/es hat seliggemacht
  • wir haben seliggemacht
  • ihr habt seliggemacht
  • Sie haben seliggemacht

Präteritum

  • ich machte selig
  • du machtest selig
  • er/sie/es machte selig
  • wir machten selig
  • ihr machtet selig
  • Sie machten selig

Plusquamperfekt

  • ich hatte seliggemacht
  • du hattest seliggemacht
  • er/sie/es hatte seliggemacht
  • wir hatten seliggemacht
  • ihr hattet seliggemacht
  • Sie hatten seliggemacht

Futur I

  • ich werde seligmachen
  • du wirst seligmachen
  • er/sie/es wird seligmachen
  • wir werden seligmachen
  • ihr werdet seligmachen
  • Sie werden seligmachen

Futur II

  • ich werde seliggemacht haben
  • du wirst seliggemacht haben
  • er/sie/es wird seliggemacht haben
  • wir werden seliggemacht haben
  • ihr werdet seliggemacht haben
  • Sie werden seliggemacht haben

Vervoeging van het werkwoord "seligmachen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • mache (du) selig
  • machen wir selig
  • macht ihr selig
  • machen Sie selig

Infinitiv - Präsens

  • seligmachen

Infinitiv - Perfekt

  • seliggemacht haben

Partizip Präsens

  • seligmachend

Partizip Perfekt

  • seliggemacht

Vervoeging van het werkwoord "seligmachen" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich mache selig
  • du machest selig
  • er/sie/es mache selig
  • wir machen selig
  • ihr machet selig
  • Sie machen selig

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe seliggemacht
  • du habest seliggemacht
  • er/sie/es habe seliggemacht
  • wir haben seliggemacht
  • ihr habet seliggemacht
  • Sie haben seliggemacht

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde seligmachen
  • du werdest seligmachen
  • er/sie/es werde seligmachen
  • wir werden seligmachen
  • ihr werdet seligmachen
  • Sie werden seligmachen

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde seliggemacht haben
  • du werdest seliggemacht haben
  • er/sie/es werde seliggemacht haben
  • wir werden seliggemacht haben
  • ihr werdet seliggemacht haben
  • Sie werden seliggemacht haben

Vervoeging van het werkwoord "seligmachen" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich machte selig
  • du machtest selig
  • er/sie/es machte selig
  • wir machten selig
  • ihr machtet selig
  • Sie machten selig

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte seliggemacht
  • du hättest seliggemacht
  • er/sie/es hätte seliggemacht
  • wir hätten seliggemacht
  • ihr hättet seliggemacht
  • Sie hätten seliggemacht

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde seligmachen
  • du würdest seligmachen
  • er/sie/es würde seligmachen
  • wir würden seligmachen
  • ihr würdet seligmachen
  • Sie würden seligmachen

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde seliggemacht haben
  • du würdest seliggemacht haben
  • er/sie/es würde seliggemacht haben
  • wir würden seliggemacht haben
  • ihr würdet seliggemacht haben
  • Sie würden seliggemacht haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: entpuppenhehlenraupenreinhauenschwappenselbsterlebenselektionierenseligpreisenseparierenstechenüberkaufenverbürgerlichenzensurieren