Vervoeging van het werkwoord schnarchen in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord schnarchen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "schnarchen" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich schnarche
- du schnarchst
- er/sie/es schnarcht
- wir schnarchen
- ihr schnarcht
- Sie schnarchen
Perfekt
- ich habe geschnarcht
- du hast geschnarcht
- er/sie/es hat geschnarcht
- wir haben geschnarcht
- ihr habt geschnarcht
- Sie haben geschnarcht
Präteritum
- ich schnarchte
- du schnarchtest
- er/sie/es schnarchte
- wir schnarchten
- ihr schnarchtet
- Sie schnarchten
Plusquamperfekt
- ich hatte geschnarcht
- du hattest geschnarcht
- er/sie/es hatte geschnarcht
- wir hatten geschnarcht
- ihr hattet geschnarcht
- Sie hatten geschnarcht
Futur I
- ich werde schnarchen
- du wirst schnarchen
- er/sie/es wird schnarchen
- wir werden schnarchen
- ihr werdet schnarchen
- Sie werden schnarchen
Futur II
- ich werde geschnarcht haben
- du wirst geschnarcht haben
- er/sie/es wird geschnarcht haben
- wir werden geschnarcht haben
- ihr werdet geschnarcht haben
- Sie werden geschnarcht haben
Vervoeging van het werkwoord "schnarchen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- schnarche (du)
- schnarchen wir
- schnarcht ihr
- schnarchen Sie
Vervoeging van het werkwoord "schnarchen" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich schnarche
- du schnarchest
- er/sie/es schnarche
- wir schnarchen
- ihr schnarchet
- Sie schnarchen
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe geschnarcht
- du habest geschnarcht
- er/sie/es habe geschnarcht
- wir haben geschnarcht
- ihr habet geschnarcht
- Sie haben geschnarcht
Konjunktiv I Futur I
- ich werde schnarchen
- du werdest schnarchen
- er/sie/es werde schnarchen
- wir werden schnarchen
- ihr werdet schnarchen
- Sie werden schnarchen
Konjunktiv I Futur II
- ich werde geschnarcht haben
- du werdest geschnarcht haben
- er/sie/es werde geschnarcht haben
- wir werden geschnarcht haben
- ihr werdet geschnarcht haben
- Sie werden geschnarcht haben
Vervoeging van het werkwoord "schnarchen" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich schnarchte
- du schnarchtest
- er/sie/es schnarchte
- wir schnarchten
- ihr schnarchtet
- Sie schnarchten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte geschnarcht
- du hättest geschnarcht
- er/sie/es hätte geschnarcht
- wir hätten geschnarcht
- ihr hättet geschnarcht
- Sie hätten geschnarcht
Konjunktiv II Futur I
- ich würde schnarchen
- du würdest schnarchen
- er/sie/es würde schnarchen
- wir würden schnarchen
- ihr würdet schnarchen
- Sie würden schnarchen
Konjunktiv II Futur II
- ich würde geschnarcht haben
- du würdest geschnarcht haben
- er/sie/es würde geschnarcht haben
- wir würden geschnarcht haben
- ihr würdet geschnarcht haben
- Sie würden geschnarcht haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
entbrennenglattziehenproletarisierenrahmenschleckenschnackselnschnapsenschnarrenschneienseligpreisentransformierenunifizierenwiderfahren