Vervoeging van het werkwoord sattessen in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord sattessen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "sattessen" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich esse satt
  • du isst satt
  • er/sie/es isst satt
  • wir essen satt
  • ihr esst satt
  • Sie essen satt
  • ich esse satt
  • du ißt satt
  • er/sie/es ißt satt
  • wir essen satt
  • ihr eßt satt
  • Sie essen satt

Perfekt

  • ich habe sattgeessen
  • du hast sattgeessen
  • er/sie/es hat sattgeessen
  • wir haben sattgeessen
  • ihr habt sattgeessen
  • Sie haben sattgeessen

Präteritum

  • ich satt
  • du aßest satt
  • er/sie/es satt
  • wir aßen satt
  • ihr aßt satt
  • Sie aßen satt
  • ich satt
  • du aßt satt
  • er/sie/es satt
  • wir aßen satt
  • ihr aßt satt
  • Sie aßen satt

Plusquamperfekt

  • ich hatte sattgeessen
  • du hattest sattgeessen
  • er/sie/es hatte sattgeessen
  • wir hatten sattgeessen
  • ihr hattet sattgeessen
  • Sie hatten sattgeessen

Futur I

  • ich werde sattessen
  • du wirst sattessen
  • er/sie/es wird sattessen
  • wir werden sattessen
  • ihr werdet sattessen
  • Sie werden sattessen

Futur II

  • ich werde sattgeessen haben
  • du wirst sattgeessen haben
  • er/sie/es wird sattgeessen haben
  • wir werden sattgeessen haben
  • ihr werdet sattgeessen haben
  • Sie werden sattgeessen haben

Vervoeging van het werkwoord "sattessen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • iss (du) satt
  • essen wir satt
  • esst ihr satt
  • essen Sie satt
  • (du) satt
  • essen wir satt
  • eßt ihr satt
  • essen Sie satt

Infinitiv - Präsens

  • sattessen

Infinitiv - Perfekt

  • sattgeessen haben

Partizip Präsens

  • sattessend

Partizip Perfekt

  • sattgeessen

Vervoeging van het werkwoord "sattessen" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich esse satt
  • du essest satt
  • er/sie/es esse satt
  • wir essen satt
  • ihr esset satt
  • Sie essen satt

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe sattgeessen
  • du habest sattgeessen
  • er/sie/es habe sattgeessen
  • wir haben sattgeessen
  • ihr habet sattgeessen
  • Sie haben sattgeessen

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde sattessen
  • du werdest sattessen
  • er/sie/es werde sattessen
  • wir werden sattessen
  • ihr werdet sattessen
  • Sie werden sattessen

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde sattgeessen haben
  • du werdest sattgeessen haben
  • er/sie/es werde sattgeessen haben
  • wir werden sattgeessen haben
  • ihr werdet sattgeessen haben
  • Sie werden sattgeessen haben

Vervoeging van het werkwoord "sattessen" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich äße satt
  • du äßest satt
  • er/sie/es äße satt
  • wir äßen satt
  • ihr äßet satt
  • Sie äßen satt

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte sattgeessen
  • du hättest sattgeessen
  • er/sie/es hätte sattgeessen
  • wir hätten sattgeessen
  • ihr hättet sattgeessen
  • Sie hätten sattgeessen

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde sattessen
  • du würdest sattessen
  • er/sie/es würde sattessen
  • wir würden sattessen
  • ihr würdet sattessen
  • Sie würden sattessen

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde sattgeessen haben
  • du würdest sattgeessen haben
  • er/sie/es würde sattgeessen haben
  • wir würden sattgeessen haben
  • ihr würdet sattgeessen haben
  • Sie würden sattgeessen haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: einschneienfügenperfektionierenpointierenrumwühlensänftigensattelnsatthabensäubernschmökenstrengnehmenumhäkelnwegwählen