Vervoeging van het werkwoord säen in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord säen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "säen" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich säe
- du säst
- er/sie/es sät
- wir säen
- ihr sät
- Sie säen
Perfekt
- ich habe gesät
- du hast gesät
- er/sie/es hat gesät
- wir haben gesät
- ihr habt gesät
- Sie haben gesät
Präteritum
- ich säte
- du sätest
- er/sie/es säte
- wir säten
- ihr sätet
- Sie säten
Plusquamperfekt
- ich hatte gesät
- du hattest gesät
- er/sie/es hatte gesät
- wir hatten gesät
- ihr hattet gesät
- Sie hatten gesät
Futur I
- ich werde säen
- du wirst säen
- er/sie/es wird säen
- wir werden säen
- ihr werdet säen
- Sie werden säen
Futur II
- ich werde gesät haben
- du wirst gesät haben
- er/sie/es wird gesät haben
- wir werden gesät haben
- ihr werdet gesät haben
- Sie werden gesät haben
Vervoeging van het werkwoord "säen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- säe (du)
- säen wir
- sät ihr
- säen Sie
Vervoeging van het werkwoord "säen" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich säe
- du säest
- er/sie/es säe
- wir säen
- ihr säet
- Sie säen
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe gesät
- du habest gesät
- er/sie/es habe gesät
- wir haben gesät
- ihr habet gesät
- Sie haben gesät
Konjunktiv I Futur I
- ich werde säen
- du werdest säen
- er/sie/es werde säen
- wir werden säen
- ihr werdet säen
- Sie werden säen
Konjunktiv I Futur II
- ich werde gesät haben
- du werdest gesät haben
- er/sie/es werde gesät haben
- wir werden gesät haben
- ihr werdet gesät haben
- Sie werden gesät haben
Vervoeging van het werkwoord "säen" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich säte
- du sätest
- er/sie/es säte
- wir säten
- ihr sätet
- Sie säten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte gesät
- du hättest gesät
- er/sie/es hätte gesät
- wir hätten gesät
- ihr hättet gesät
- Sie hätten gesät
Konjunktiv II Futur I
- ich würde säen
- du würdest säen
- er/sie/es würde säen
- wir würden säen
- ihr würdet säen
- Sie würden säen
Konjunktiv II Futur II
- ich würde gesät haben
- du würdest gesät haben
- er/sie/es würde gesät haben
- wir würden gesät haben
- ihr würdet gesät haben
- Sie würden gesät haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
einscherenfrikassierenpatinierenplatzierenrumplagensabbernsackhüpfensaftensaldierenschlüpfenstraffenumformenwegsperren