Vervoeging van het werkwoord polymerisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord polymerisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "polymerisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich polymerisiere
  • du polymerisierst
  • er/sie/es polymerisiert
  • wir polymerisieren
  • ihr polymerisiert
  • Sie polymerisieren

Perfekt

  • ich habe polymerisoren
  • du hast polymerisoren
  • er/sie/es hat polymerisoren
  • wir haben polymerisoren
  • ihr habt polymerisoren
  • Sie haben polymerisoren

Präteritum

  • ich polymerisor
  • du polymerisorst
  • er/sie/es polymerisor
  • wir polymerisoren
  • ihr polymerisort
  • Sie polymerisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte polymerisoren
  • du hattest polymerisoren
  • er/sie/es hatte polymerisoren
  • wir hatten polymerisoren
  • ihr hattet polymerisoren
  • Sie hatten polymerisoren

Futur I

  • ich werde polymerisieren
  • du wirst polymerisieren
  • er/sie/es wird polymerisieren
  • wir werden polymerisieren
  • ihr werdet polymerisieren
  • Sie werden polymerisieren

Futur II

  • ich werde polymerisoren haben
  • du wirst polymerisoren haben
  • er/sie/es wird polymerisoren haben
  • wir werden polymerisoren haben
  • ihr werdet polymerisoren haben
  • Sie werden polymerisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "polymerisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • polymerisiere (du)
  • polymerisieren wir
  • polymerisiert ihr
  • polymerisieren Sie
  • polymerisier (du)
  • polymerisieren wir
  • polymerisiert ihr
  • polymerisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • polymerisieren

Infinitiv - Perfekt

  • polymerisoren haben

Partizip Präsens

  • polymerisierend

Partizip Perfekt

  • polymerisoren

Vervoeging van het werkwoord "polymerisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich polymerisiere
  • du polymerisierest
  • er/sie/es polymerisiere
  • wir polymerisieren
  • ihr polymerisieret
  • Sie polymerisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe polymerisoren
  • du habest polymerisoren
  • er/sie/es habe polymerisoren
  • wir haben polymerisoren
  • ihr habet polymerisoren
  • Sie haben polymerisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde polymerisieren
  • du werdest polymerisieren
  • er/sie/es werde polymerisieren
  • wir werden polymerisieren
  • ihr werdet polymerisieren
  • Sie werden polymerisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde polymerisoren haben
  • du werdest polymerisoren haben
  • er/sie/es werde polymerisoren haben
  • wir werden polymerisoren haben
  • ihr werdet polymerisoren haben
  • Sie werden polymerisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "polymerisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich polymerisöre
  • du polymerisörest
  • er/sie/es polymerisöre
  • wir polymerisören
  • ihr polymerisöret
  • Sie polymerisören
  • ich polymerisöre
  • du polymerisörst
  • er/sie/es polymerisöre
  • wir polymerisören
  • ihr polymerisört
  • Sie polymerisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte polymerisoren
  • du hättest polymerisoren
  • er/sie/es hätte polymerisoren
  • wir hätten polymerisoren
  • ihr hättet polymerisoren
  • Sie hätten polymerisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde polymerisieren
  • du würdest polymerisieren
  • er/sie/es würde polymerisieren
  • wir würden polymerisieren
  • ihr würdet polymerisieren
  • Sie würden polymerisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde polymerisoren haben
  • du würdest polymerisoren haben
  • er/sie/es würde polymerisoren haben
  • wir würden polymerisoren haben
  • ihr würdet polymerisoren haben
  • Sie würden polymerisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: dragierenentwöhnenmauenmitheulenpikierenpolenpolternpölzenportionierenrumsensprenkelnverstolpernzerreiben