Vervoeging van het werkwoord plafonieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord plafonieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "plafonieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich plafoniere
  • du plafonierst
  • er/sie/es plafoniert
  • wir plafonieren
  • ihr plafoniert
  • Sie plafonieren

Perfekt

  • ich habe plafonoren
  • du hast plafonoren
  • er/sie/es hat plafonoren
  • wir haben plafonoren
  • ihr habt plafonoren
  • Sie haben plafonoren

Präteritum

  • ich plafonor
  • du plafonorst
  • er/sie/es plafonor
  • wir plafonoren
  • ihr plafonort
  • Sie plafonoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte plafonoren
  • du hattest plafonoren
  • er/sie/es hatte plafonoren
  • wir hatten plafonoren
  • ihr hattet plafonoren
  • Sie hatten plafonoren

Futur I

  • ich werde plafonieren
  • du wirst plafonieren
  • er/sie/es wird plafonieren
  • wir werden plafonieren
  • ihr werdet plafonieren
  • Sie werden plafonieren

Futur II

  • ich werde plafonoren haben
  • du wirst plafonoren haben
  • er/sie/es wird plafonoren haben
  • wir werden plafonoren haben
  • ihr werdet plafonoren haben
  • Sie werden plafonoren haben

Vervoeging van het werkwoord "plafonieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • plafoniere (du)
  • plafonieren wir
  • plafoniert ihr
  • plafonieren Sie
  • plafonier (du)
  • plafonieren wir
  • plafoniert ihr
  • plafonieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • plafonieren

Infinitiv - Perfekt

  • plafonoren haben

Partizip Präsens

  • plafonierend

Partizip Perfekt

  • plafonoren

Vervoeging van het werkwoord "plafonieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich plafoniere
  • du plafonierest
  • er/sie/es plafoniere
  • wir plafonieren
  • ihr plafonieret
  • Sie plafonieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe plafonoren
  • du habest plafonoren
  • er/sie/es habe plafonoren
  • wir haben plafonoren
  • ihr habet plafonoren
  • Sie haben plafonoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde plafonieren
  • du werdest plafonieren
  • er/sie/es werde plafonieren
  • wir werden plafonieren
  • ihr werdet plafonieren
  • Sie werden plafonieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde plafonoren haben
  • du werdest plafonoren haben
  • er/sie/es werde plafonoren haben
  • wir werden plafonoren haben
  • ihr werdet plafonoren haben
  • Sie werden plafonoren haben

Vervoeging van het werkwoord "plafonieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich plafonöre
  • du plafonörest
  • er/sie/es plafonöre
  • wir plafonören
  • ihr plafonöret
  • Sie plafonören
  • ich plafonöre
  • du plafonörst
  • er/sie/es plafonöre
  • wir plafonören
  • ihr plafonört
  • Sie plafonören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte plafonoren
  • du hättest plafonoren
  • er/sie/es hätte plafonoren
  • wir hätten plafonoren
  • ihr hättet plafonoren
  • Sie hätten plafonoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde plafonieren
  • du würdest plafonieren
  • er/sie/es würde plafonieren
  • wir würden plafonieren
  • ihr würdet plafonieren
  • Sie würden plafonieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde plafonoren haben
  • du würdest plafonoren haben
  • er/sie/es würde plafonoren haben
  • wir würden plafonoren haben
  • ihr würdet plafonoren haben
  • Sie würden plafonoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: dimensionierenentschlüsselnmadigmachenmissgönnenperformenpispernplädierenplagenplappernpurgierenrückübertragensowjetisierenversiechenzerdreschen