Vervoeging van het werkwoord patronisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord patronisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "patronisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich patronisiere
  • du patronisierst
  • er/sie/es patronisiert
  • wir patronisieren
  • ihr patronisiert
  • Sie patronisieren

Perfekt

  • ich habe patronisoren
  • du hast patronisoren
  • er/sie/es hat patronisoren
  • wir haben patronisoren
  • ihr habt patronisoren
  • Sie haben patronisoren

Präteritum

  • ich patronisor
  • du patronisorst
  • er/sie/es patronisor
  • wir patronisoren
  • ihr patronisort
  • Sie patronisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte patronisoren
  • du hattest patronisoren
  • er/sie/es hatte patronisoren
  • wir hatten patronisoren
  • ihr hattet patronisoren
  • Sie hatten patronisoren

Futur I

  • ich werde patronisieren
  • du wirst patronisieren
  • er/sie/es wird patronisieren
  • wir werden patronisieren
  • ihr werdet patronisieren
  • Sie werden patronisieren

Futur II

  • ich werde patronisoren haben
  • du wirst patronisoren haben
  • er/sie/es wird patronisoren haben
  • wir werden patronisoren haben
  • ihr werdet patronisoren haben
  • Sie werden patronisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "patronisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • patronisiere (du)
  • patronisieren wir
  • patronisiert ihr
  • patronisieren Sie
  • patronisier (du)
  • patronisieren wir
  • patronisiert ihr
  • patronisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • patronisieren

Infinitiv - Perfekt

  • patronisoren haben

Partizip Präsens

  • patronisierend

Partizip Perfekt

  • patronisoren

Vervoeging van het werkwoord "patronisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich patronisiere
  • du patronisierest
  • er/sie/es patronisiere
  • wir patronisieren
  • ihr patronisieret
  • Sie patronisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe patronisoren
  • du habest patronisoren
  • er/sie/es habe patronisoren
  • wir haben patronisoren
  • ihr habet patronisoren
  • Sie haben patronisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde patronisieren
  • du werdest patronisieren
  • er/sie/es werde patronisieren
  • wir werden patronisieren
  • ihr werdet patronisieren
  • Sie werden patronisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde patronisoren haben
  • du werdest patronisoren haben
  • er/sie/es werde patronisoren haben
  • wir werden patronisoren haben
  • ihr werdet patronisoren haben
  • Sie werden patronisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "patronisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich patronisöre
  • du patronisörest
  • er/sie/es patronisöre
  • wir patronisören
  • ihr patronisöret
  • Sie patronisören
  • ich patronisöre
  • du patronisörst
  • er/sie/es patronisöre
  • wir patronisören
  • ihr patronisört
  • Sie patronisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte patronisoren
  • du hättest patronisoren
  • er/sie/es hätte patronisoren
  • wir hätten patronisoren
  • ihr hättet patronisoren
  • Sie hätten patronisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde patronisieren
  • du würdest patronisieren
  • er/sie/es würde patronisieren
  • wir würden patronisieren
  • ihr würdet patronisieren
  • Sie würden patronisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde patronisoren haben
  • du würdest patronisoren haben
  • er/sie/es würde patronisoren haben
  • wir würden patronisoren haben
  • ihr würdet patronisoren haben
  • Sie würden patronisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: dekolletierenentkriminalisierenlosbellenmanikürenopalisierenpassivierenpatronierenpatrouillierenpeckenpräludierenreuenseilspringenverschanzenwildmachen