Vervoeging van het werkwoord paralysieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord paralysieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "paralysieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich paralysiere
  • du paralysierst
  • er/sie/es paralysiert
  • wir paralysieren
  • ihr paralysiert
  • Sie paralysieren

Perfekt

  • ich habe paralysiert
  • du hast paralysiert
  • er/sie/es hat paralysiert
  • wir haben paralysiert
  • ihr habt paralysiert
  • Sie haben paralysiert

Präteritum

  • ich paralysierte
  • du paralysiertest
  • er/sie/es paralysierte
  • wir paralysierten
  • ihr paralysiertet
  • Sie paralysierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte paralysiert
  • du hattest paralysiert
  • er/sie/es hatte paralysiert
  • wir hatten paralysiert
  • ihr hattet paralysiert
  • Sie hatten paralysiert

Futur I

  • ich werde paralysieren
  • du wirst paralysieren
  • er/sie/es wird paralysieren
  • wir werden paralysieren
  • ihr werdet paralysieren
  • Sie werden paralysieren

Futur II

  • ich werde paralysiert haben
  • du wirst paralysiert haben
  • er/sie/es wird paralysiert haben
  • wir werden paralysiert haben
  • ihr werdet paralysiert haben
  • Sie werden paralysiert haben

Vervoeging van het werkwoord "paralysieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • paralysiere (du)
  • paralysieren wir
  • paralysiert ihr
  • paralysieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • paralysieren

Infinitiv - Perfekt

  • paralysiert haben

Partizip Präsens

  • paralysierend

Partizip Perfekt

  • paralysiert

Vervoeging van het werkwoord "paralysieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich paralysiere
  • du paralysierest
  • er/sie/es paralysiere
  • wir paralysieren
  • ihr paralysieret
  • Sie paralysieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe paralysiert
  • du habest paralysiert
  • er/sie/es habe paralysiert
  • wir haben paralysiert
  • ihr habet paralysiert
  • Sie haben paralysiert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde paralysieren
  • du werdest paralysieren
  • er/sie/es werde paralysieren
  • wir werden paralysieren
  • ihr werdet paralysieren
  • Sie werden paralysieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde paralysiert haben
  • du werdest paralysiert haben
  • er/sie/es werde paralysiert haben
  • wir werden paralysiert haben
  • ihr werdet paralysiert haben
  • Sie werden paralysiert haben

Vervoeging van het werkwoord "paralysieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich paralysierte
  • du paralysiertest
  • er/sie/es paralysierte
  • wir paralysierten
  • ihr paralysiertet
  • Sie paralysierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte paralysiert
  • du hättest paralysiert
  • er/sie/es hätte paralysiert
  • wir hätten paralysiert
  • ihr hättet paralysiert
  • Sie hätten paralysiert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde paralysieren
  • du würdest paralysieren
  • er/sie/es würde paralysieren
  • wir würden paralysieren
  • ihr würdet paralysieren
  • Sie würden paralysieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde paralysiert haben
  • du würdest paralysiert haben
  • er/sie/es würde paralysiert haben
  • wir würden paralysiert haben
  • ihr würdet paralysiert haben
  • Sie würden paralysiert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: decodierenenthaftenliterarisierenmäandrierenobligierenpappenparallelschaltenparametrierenparkettierenporträtierenreservierenschwippenwiederholen