Vervoeging van het werkwoord ökologisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord ökologisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "ökologisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich ökologisiere
  • du ökologisierst
  • er/sie/es ökologisiert
  • wir ökologisieren
  • ihr ökologisiert
  • Sie ökologisieren

Perfekt

  • ich habe ökologisoren
  • du hast ökologisoren
  • er/sie/es hat ökologisoren
  • wir haben ökologisoren
  • ihr habt ökologisoren
  • Sie haben ökologisoren

Präteritum

  • ich ökologisor
  • du ökologisorst
  • er/sie/es ökologisor
  • wir ökologisoren
  • ihr ökologisort
  • Sie ökologisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte ökologisoren
  • du hattest ökologisoren
  • er/sie/es hatte ökologisoren
  • wir hatten ökologisoren
  • ihr hattet ökologisoren
  • Sie hatten ökologisoren

Futur I

  • ich werde ökologisieren
  • du wirst ökologisieren
  • er/sie/es wird ökologisieren
  • wir werden ökologisieren
  • ihr werdet ökologisieren
  • Sie werden ökologisieren

Futur II

  • ich werde ökologisoren haben
  • du wirst ökologisoren haben
  • er/sie/es wird ökologisoren haben
  • wir werden ökologisoren haben
  • ihr werdet ökologisoren haben
  • Sie werden ökologisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "ökologisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • ökologisiere (du)
  • ökologisieren wir
  • ökologisiert ihr
  • ökologisieren Sie
  • ökologisier (du)
  • ökologisieren wir
  • ökologisiert ihr
  • ökologisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • ökologisieren

Infinitiv - Perfekt

  • ökologisoren haben

Partizip Präsens

  • ökologisierend

Partizip Perfekt

  • ökologisoren

Vervoeging van het werkwoord "ökologisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich ökologisiere
  • du ökologisierest
  • er/sie/es ökologisiere
  • wir ökologisieren
  • ihr ökologisieret
  • Sie ökologisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe ökologisoren
  • du habest ökologisoren
  • er/sie/es habe ökologisoren
  • wir haben ökologisoren
  • ihr habet ökologisoren
  • Sie haben ökologisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde ökologisieren
  • du werdest ökologisieren
  • er/sie/es werde ökologisieren
  • wir werden ökologisieren
  • ihr werdet ökologisieren
  • Sie werden ökologisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde ökologisoren haben
  • du werdest ökologisoren haben
  • er/sie/es werde ökologisoren haben
  • wir werden ökologisoren haben
  • ihr werdet ökologisoren haben
  • Sie werden ökologisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "ökologisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich ökologisöre
  • du ökologisörest
  • er/sie/es ökologisöre
  • wir ökologisören
  • ihr ökologisöret
  • Sie ökologisören
  • ich ökologisöre
  • du ökologisörst
  • er/sie/es ökologisöre
  • wir ökologisören
  • ihr ökologisört
  • Sie ökologisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte ökologisoren
  • du hättest ökologisoren
  • er/sie/es hätte ökologisoren
  • wir hätten ökologisoren
  • ihr hättet ökologisoren
  • Sie hätten ökologisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde ökologisieren
  • du würdest ökologisieren
  • er/sie/es würde ökologisieren
  • wir würden ökologisieren
  • ihr würdet ökologisieren
  • Sie würden ökologisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde ökologisoren haben
  • du würdest ökologisoren haben
  • er/sie/es würde ökologisoren haben
  • wir würden ökologisoren haben
  • ihr würdet ökologisoren haben
  • Sie würden ökologisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: davontrollenentgegeneilenledernlospreschenniedersetzenoffenlegenokkupierenökonomisierenopalisierenplantschenreintragenschürenverpeilenwiederanfahren