Vervoeging van het werkwoord novellieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord novellieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "novellieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich novelliere
  • du novellierst
  • er/sie/es novelliert
  • wir novellieren
  • ihr novelliert
  • Sie novellieren

Perfekt

  • ich habe novelliert
  • du hast novelliert
  • er/sie/es hat novelliert
  • wir haben novelliert
  • ihr habt novelliert
  • Sie haben novelliert

Präteritum

  • ich novellierte
  • du novelliertest
  • er/sie/es novellierte
  • wir novellierten
  • ihr novelliertet
  • Sie novellierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte novelliert
  • du hattest novelliert
  • er/sie/es hatte novelliert
  • wir hatten novelliert
  • ihr hattet novelliert
  • Sie hatten novelliert

Futur I

  • ich werde novellieren
  • du wirst novellieren
  • er/sie/es wird novellieren
  • wir werden novellieren
  • ihr werdet novellieren
  • Sie werden novellieren

Futur II

  • ich werde novelliert haben
  • du wirst novelliert haben
  • er/sie/es wird novelliert haben
  • wir werden novelliert haben
  • ihr werdet novelliert haben
  • Sie werden novelliert haben

Vervoeging van het werkwoord "novellieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • novelliere (du)
  • novellieren wir
  • novelliert ihr
  • novellieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • novellieren

Infinitiv - Perfekt

  • novelliert haben

Partizip Präsens

  • novellierend

Partizip Perfekt

  • novelliert

Vervoeging van het werkwoord "novellieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich novelliere
  • du novellierest
  • er/sie/es novelliere
  • wir novellieren
  • ihr novellieret
  • Sie novellieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe novelliert
  • du habest novelliert
  • er/sie/es habe novelliert
  • wir haben novelliert
  • ihr habet novelliert
  • Sie haben novelliert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde novellieren
  • du werdest novellieren
  • er/sie/es werde novellieren
  • wir werden novellieren
  • ihr werdet novellieren
  • Sie werden novellieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde novelliert haben
  • du werdest novelliert haben
  • er/sie/es werde novelliert haben
  • wir werden novelliert haben
  • ihr werdet novelliert haben
  • Sie werden novelliert haben

Vervoeging van het werkwoord "novellieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich novellierte
  • du novelliertest
  • er/sie/es novellierte
  • wir novellierten
  • ihr novelliertet
  • Sie novellierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte novelliert
  • du hättest novelliert
  • er/sie/es hätte novelliert
  • wir hätten novelliert
  • ihr hättet novelliert
  • Sie hätten novelliert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde novellieren
  • du würdest novellieren
  • er/sie/es würde novellieren
  • wir würden novellieren
  • ihr würdet novellieren
  • Sie würden novellieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde novelliert haben
  • du würdest novelliert haben
  • er/sie/es würde novelliert haben
  • wir würden novelliert haben
  • ihr würdet novelliert haben
  • Sie würden novelliert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: dauernenteisenenlangliegenlosdreschenniederhagelnnötigennotwassernnuancierennutzenpiesackenreinnehmenschraubenvermutenwetterleuchten