Vervoeging van het werkwoord nobilitieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord nobilitieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "nobilitieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich nobilitiere
  • du nobilitierst
  • er/sie/es nobilitiert
  • wir nobilitieren
  • ihr nobilitiert
  • Sie nobilitieren

Perfekt

  • ich habe nobilitoren
  • du hast nobilitoren
  • er/sie/es hat nobilitoren
  • wir haben nobilitoren
  • ihr habt nobilitoren
  • Sie haben nobilitoren

Präteritum

  • ich nobilitor
  • du nobilitorst
  • er/sie/es nobilitor
  • wir nobilitoren
  • ihr nobilitort
  • Sie nobilitoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte nobilitoren
  • du hattest nobilitoren
  • er/sie/es hatte nobilitoren
  • wir hatten nobilitoren
  • ihr hattet nobilitoren
  • Sie hatten nobilitoren

Futur I

  • ich werde nobilitieren
  • du wirst nobilitieren
  • er/sie/es wird nobilitieren
  • wir werden nobilitieren
  • ihr werdet nobilitieren
  • Sie werden nobilitieren

Futur II

  • ich werde nobilitoren haben
  • du wirst nobilitoren haben
  • er/sie/es wird nobilitoren haben
  • wir werden nobilitoren haben
  • ihr werdet nobilitoren haben
  • Sie werden nobilitoren haben

Vervoeging van het werkwoord "nobilitieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • nobilitiere (du)
  • nobilitieren wir
  • nobilitiert ihr
  • nobilitieren Sie
  • nobilitier (du)
  • nobilitieren wir
  • nobilitiert ihr
  • nobilitieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • nobilitieren

Infinitiv - Perfekt

  • nobilitoren haben

Partizip Präsens

  • nobilitierend

Partizip Perfekt

  • nobilitoren

Vervoeging van het werkwoord "nobilitieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich nobilitiere
  • du nobilitierest
  • er/sie/es nobilitiere
  • wir nobilitieren
  • ihr nobilitieret
  • Sie nobilitieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe nobilitoren
  • du habest nobilitoren
  • er/sie/es habe nobilitoren
  • wir haben nobilitoren
  • ihr habet nobilitoren
  • Sie haben nobilitoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde nobilitieren
  • du werdest nobilitieren
  • er/sie/es werde nobilitieren
  • wir werden nobilitieren
  • ihr werdet nobilitieren
  • Sie werden nobilitieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde nobilitoren haben
  • du werdest nobilitoren haben
  • er/sie/es werde nobilitoren haben
  • wir werden nobilitoren haben
  • ihr werdet nobilitoren haben
  • Sie werden nobilitoren haben

Vervoeging van het werkwoord "nobilitieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich nobilitöre
  • du nobilitörest
  • er/sie/es nobilitöre
  • wir nobilitören
  • ihr nobilitöret
  • Sie nobilitören
  • ich nobilitöre
  • du nobilitörst
  • er/sie/es nobilitöre
  • wir nobilitören
  • ihr nobilitört
  • Sie nobilitören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte nobilitoren
  • du hättest nobilitoren
  • er/sie/es hätte nobilitoren
  • wir hätten nobilitoren
  • ihr hättet nobilitoren
  • Sie hätten nobilitoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde nobilitieren
  • du würdest nobilitieren
  • er/sie/es würde nobilitieren
  • wir würden nobilitieren
  • ihr würdet nobilitieren
  • Sie würden nobilitieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde nobilitoren haben
  • du würdest nobilitoren haben
  • er/sie/es würde nobilitoren haben
  • wir würden nobilitoren haben
  • ihr würdet nobilitoren haben
  • Sie würden nobilitoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: darübersteigenentbleienlagernlöffelnnetzverbierenningelnnivellierennölennostrifizierenpfriemelnreinguckenschonenvermerkenweitschwingen