Vervoeging van het werkwoord niellieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord niellieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "niellieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich nielliere
  • du niellierst
  • er/sie/es nielliert
  • wir niellieren
  • ihr nielliert
  • Sie niellieren

Perfekt

  • ich habe nielloren
  • du hast nielloren
  • er/sie/es hat nielloren
  • wir haben nielloren
  • ihr habt nielloren
  • Sie haben nielloren

Präteritum

  • ich niellor
  • du niellorst
  • er/sie/es niellor
  • wir nielloren
  • ihr niellort
  • Sie nielloren

Plusquamperfekt

  • ich hatte nielloren
  • du hattest nielloren
  • er/sie/es hatte nielloren
  • wir hatten nielloren
  • ihr hattet nielloren
  • Sie hatten nielloren

Futur I

  • ich werde niellieren
  • du wirst niellieren
  • er/sie/es wird niellieren
  • wir werden niellieren
  • ihr werdet niellieren
  • Sie werden niellieren

Futur II

  • ich werde nielloren haben
  • du wirst nielloren haben
  • er/sie/es wird nielloren haben
  • wir werden nielloren haben
  • ihr werdet nielloren haben
  • Sie werden nielloren haben

Vervoeging van het werkwoord "niellieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • nielliere (du)
  • niellieren wir
  • nielliert ihr
  • niellieren Sie
  • niellier (du)
  • niellieren wir
  • nielliert ihr
  • niellieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • niellieren

Infinitiv - Perfekt

  • nielloren haben

Partizip Präsens

  • niellierend

Partizip Perfekt

  • nielloren

Vervoeging van het werkwoord "niellieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich nielliere
  • du niellierest
  • er/sie/es nielliere
  • wir niellieren
  • ihr niellieret
  • Sie niellieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe nielloren
  • du habest nielloren
  • er/sie/es habe nielloren
  • wir haben nielloren
  • ihr habet nielloren
  • Sie haben nielloren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde niellieren
  • du werdest niellieren
  • er/sie/es werde niellieren
  • wir werden niellieren
  • ihr werdet niellieren
  • Sie werden niellieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde nielloren haben
  • du werdest nielloren haben
  • er/sie/es werde nielloren haben
  • wir werden nielloren haben
  • ihr werdet nielloren haben
  • Sie werden nielloren haben

Vervoeging van het werkwoord "niellieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich niellöre
  • du niellörest
  • er/sie/es niellöre
  • wir niellören
  • ihr niellöret
  • Sie niellören
  • ich niellöre
  • du niellörst
  • er/sie/es niellöre
  • wir niellören
  • ihr niellört
  • Sie niellören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte nielloren
  • du hättest nielloren
  • er/sie/es hätte nielloren
  • wir hätten nielloren
  • ihr hättet nielloren
  • Sie hätten nielloren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde niellieren
  • du würdest niellieren
  • er/sie/es würde niellieren
  • wir würden niellieren
  • ihr würdet niellieren
  • Sie würden niellieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde nielloren haben
  • du würdest nielloren haben
  • er/sie/es würde nielloren haben
  • wir würden nielloren haben
  • ihr würdet nielloren haben
  • Sie würden nielloren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: darstellenentaschenlabbernlobhudelnneckenniederwalzenniedrighängennieselnnivellierenpferchenreindrückenschnupfenvermasselnweiterwinken