Vervoeging van het werkwoord naheliegen in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord naheliegen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "naheliegen" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich liege nahe
- du liegst nahe
- er/sie/es liegt nahe
- wir liegen nahe
- ihr liegt nahe
- Sie liegen nahe
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe nahegelegen
- du hast nahegelegen
- er/sie/es hat nahegelegen
- wir haben nahegelegen
- ihr habt nahegelegen
- Sie haben nahegelegen
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich lag nahe
- du lagst nahe
- er/sie/es lag nahe
- wir lagen nahe
- ihr lagt nahe
- Sie lagen nahe
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte nahegelegen
- du hattest nahegelegen
- er/sie/es hatte nahegelegen
- wir hatten nahegelegen
- ihr hattet nahegelegen
- Sie hatten nahegelegen
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde naheliegen
- du wirst naheliegen
- er/sie/es wird naheliegen
- wir werden naheliegen
- ihr werdet naheliegen
- Sie werden naheliegen
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde nahegelegen haben
- du wirst nahegelegen haben
- er/sie/es wird nahegelegen haben
- wir werden nahegelegen haben
- ihr werdet nahegelegen haben
- Sie werden nahegelegen haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "naheliegen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - liege (du) nahe
- liegen wir nahe
- liegt ihr nahe
- liegen Sie nahe
- lieg (du) nahe
- liegen wir nahe
- liegt ihr nahe
- liegen Sie nahe
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "naheliegen" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich liege nahe
- du liegest nahe
- er/sie/es liege nahe
- wir liegen nahe
- ihr lieget nahe
- Sie liegen nahe
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe nahegelegen
- du habest nahegelegen
- er/sie/es habe nahegelegen
- wir haben nahegelegen
- ihr habet nahegelegen
- Sie haben nahegelegen
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde naheliegen
- du werdest naheliegen
- er/sie/es werde naheliegen
- wir werden naheliegen
- ihr werdet naheliegen
- Sie werden naheliegen
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde nahegelegen haben
- du werdest nahegelegen haben
- er/sie/es werde nahegelegen haben
- wir werden nahegelegen haben
- ihr werdet nahegelegen haben
- Sie werden nahegelegen haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "naheliegen" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich läge nahe
- du lägest nahe
- er/sie/es läge nahe
- wir lägen nahe
- ihr läget nahe
- Sie lägen nahe
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte nahegelegen
- du hättest nahegelegen
- er/sie/es hätte nahegelegen
- wir hätten nahegelegen
- ihr hättet nahegelegen
- Sie hätten nahegelegen
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde naheliegen
- du würdest naheliegen
- er/sie/es würde naheliegen
- wir würden naheliegen
- ihr würdet naheliegen
- Sie würden naheliegen
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde nahegelegen haben
- du würdest nahegelegen haben
- er/sie/es würde nahegelegen haben
- wir würden nahegelegen haben
- ihr würdet nahegelegen haben
- Sie würden nahegelegen haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              dabeisteheneintrichternkotierenlahmennachschaffennadelnnahelegennahennaherückenorganisierenraunenschlaumachenverklarenweiterdichten