Vervoeging van het werkwoord musikalisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord musikalisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "musikalisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich musikalisiere
  • du musikalisierst
  • er/sie/es musikalisiert
  • wir musikalisieren
  • ihr musikalisiert
  • Sie musikalisieren

Perfekt

  • ich habe musikalisoren
  • du hast musikalisoren
  • er/sie/es hat musikalisoren
  • wir haben musikalisoren
  • ihr habt musikalisoren
  • Sie haben musikalisoren

Präteritum

  • ich musikalisor
  • du musikalisorst
  • er/sie/es musikalisor
  • wir musikalisoren
  • ihr musikalisort
  • Sie musikalisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte musikalisoren
  • du hattest musikalisoren
  • er/sie/es hatte musikalisoren
  • wir hatten musikalisoren
  • ihr hattet musikalisoren
  • Sie hatten musikalisoren

Futur I

  • ich werde musikalisieren
  • du wirst musikalisieren
  • er/sie/es wird musikalisieren
  • wir werden musikalisieren
  • ihr werdet musikalisieren
  • Sie werden musikalisieren

Futur II

  • ich werde musikalisoren haben
  • du wirst musikalisoren haben
  • er/sie/es wird musikalisoren haben
  • wir werden musikalisoren haben
  • ihr werdet musikalisoren haben
  • Sie werden musikalisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "musikalisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • musikalisiere (du)
  • musikalisieren wir
  • musikalisiert ihr
  • musikalisieren Sie
  • musikalisier (du)
  • musikalisieren wir
  • musikalisiert ihr
  • musikalisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • musikalisieren

Infinitiv - Perfekt

  • musikalisoren haben

Partizip Präsens

  • musikalisierend

Partizip Perfekt

  • musikalisoren

Vervoeging van het werkwoord "musikalisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich musikalisiere
  • du musikalisierest
  • er/sie/es musikalisiere
  • wir musikalisieren
  • ihr musikalisieret
  • Sie musikalisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe musikalisoren
  • du habest musikalisoren
  • er/sie/es habe musikalisoren
  • wir haben musikalisoren
  • ihr habet musikalisoren
  • Sie haben musikalisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde musikalisieren
  • du werdest musikalisieren
  • er/sie/es werde musikalisieren
  • wir werden musikalisieren
  • ihr werdet musikalisieren
  • Sie werden musikalisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde musikalisoren haben
  • du werdest musikalisoren haben
  • er/sie/es werde musikalisoren haben
  • wir werden musikalisoren haben
  • ihr werdet musikalisoren haben
  • Sie werden musikalisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "musikalisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich musikalisöre
  • du musikalisörest
  • er/sie/es musikalisöre
  • wir musikalisören
  • ihr musikalisöret
  • Sie musikalisören
  • ich musikalisöre
  • du musikalisörst
  • er/sie/es musikalisöre
  • wir musikalisören
  • ihr musikalisört
  • Sie musikalisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte musikalisoren
  • du hättest musikalisoren
  • er/sie/es hätte musikalisoren
  • wir hätten musikalisoren
  • ihr hättet musikalisoren
  • Sie hätten musikalisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde musikalisieren
  • du würdest musikalisieren
  • er/sie/es würde musikalisieren
  • wir würden musikalisieren
  • ihr würdet musikalisieren
  • Sie würden musikalisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde musikalisoren haben
  • du würdest musikalisoren haben
  • er/sie/es würde musikalisoren haben
  • wir würden musikalisoren haben
  • ihr würdet musikalisoren haben
  • Sie würden musikalisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: bezweckeneinmengenkleinkochenkonfigurierenmitverursachenmurrenmüssenmusizierenmythologisierennachziehenproblematisierenrunterfahrenverdüsternwegdrehen