Vervoeging van het werkwoord musealisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord musealisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "musealisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich musealisiere
  • du musealisierst
  • er/sie/es musealisiert
  • wir musealisieren
  • ihr musealisiert
  • Sie musealisieren

Perfekt

  • ich habe musealisoren
  • du hast musealisoren
  • er/sie/es hat musealisoren
  • wir haben musealisoren
  • ihr habt musealisoren
  • Sie haben musealisoren

Präteritum

  • ich musealisor
  • du musealisorst
  • er/sie/es musealisor
  • wir musealisoren
  • ihr musealisort
  • Sie musealisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte musealisoren
  • du hattest musealisoren
  • er/sie/es hatte musealisoren
  • wir hatten musealisoren
  • ihr hattet musealisoren
  • Sie hatten musealisoren

Futur I

  • ich werde musealisieren
  • du wirst musealisieren
  • er/sie/es wird musealisieren
  • wir werden musealisieren
  • ihr werdet musealisieren
  • Sie werden musealisieren

Futur II

  • ich werde musealisoren haben
  • du wirst musealisoren haben
  • er/sie/es wird musealisoren haben
  • wir werden musealisoren haben
  • ihr werdet musealisoren haben
  • Sie werden musealisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "musealisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • musealisiere (du)
  • musealisieren wir
  • musealisiert ihr
  • musealisieren Sie
  • musealisier (du)
  • musealisieren wir
  • musealisiert ihr
  • musealisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • musealisieren

Infinitiv - Perfekt

  • musealisoren haben

Partizip Präsens

  • musealisierend

Partizip Perfekt

  • musealisoren

Vervoeging van het werkwoord "musealisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich musealisiere
  • du musealisierest
  • er/sie/es musealisiere
  • wir musealisieren
  • ihr musealisieret
  • Sie musealisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe musealisoren
  • du habest musealisoren
  • er/sie/es habe musealisoren
  • wir haben musealisoren
  • ihr habet musealisoren
  • Sie haben musealisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde musealisieren
  • du werdest musealisieren
  • er/sie/es werde musealisieren
  • wir werden musealisieren
  • ihr werdet musealisieren
  • Sie werden musealisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde musealisoren haben
  • du werdest musealisoren haben
  • er/sie/es werde musealisoren haben
  • wir werden musealisoren haben
  • ihr werdet musealisoren haben
  • Sie werden musealisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "musealisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich musealisöre
  • du musealisörest
  • er/sie/es musealisöre
  • wir musealisören
  • ihr musealisöret
  • Sie musealisören
  • ich musealisöre
  • du musealisörst
  • er/sie/es musealisöre
  • wir musealisören
  • ihr musealisört
  • Sie musealisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte musealisoren
  • du hättest musealisoren
  • er/sie/es hätte musealisoren
  • wir hätten musealisoren
  • ihr hättet musealisoren
  • Sie hätten musealisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde musealisieren
  • du würdest musealisieren
  • er/sie/es würde musealisieren
  • wir würden musealisieren
  • ihr würdet musealisieren
  • Sie würden musealisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde musealisoren haben
  • du würdest musealisoren haben
  • er/sie/es würde musealisoren haben
  • wir würden musealisoren haben
  • ihr würdet musealisoren haben
  • Sie würden musealisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: bezirzeneinmauernkleinhackenmitversorgenmunkelnmüssenmystifizierennachzählenprobenrunterbetenverdunstenwegdiskutieren