Vervoeging van het werkwoord medialisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord medialisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "medialisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich medialisiere
  • du medialisierst
  • er/sie/es medialisiert
  • wir medialisieren
  • ihr medialisiert
  • Sie medialisieren

Perfekt

  • ich habe medialisoren
  • du hast medialisoren
  • er/sie/es hat medialisoren
  • wir haben medialisoren
  • ihr habt medialisoren
  • Sie haben medialisoren

Präteritum

  • ich medialisor
  • du medialisorst
  • er/sie/es medialisor
  • wir medialisoren
  • ihr medialisort
  • Sie medialisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte medialisoren
  • du hattest medialisoren
  • er/sie/es hatte medialisoren
  • wir hatten medialisoren
  • ihr hattet medialisoren
  • Sie hatten medialisoren

Futur I

  • ich werde medialisieren
  • du wirst medialisieren
  • er/sie/es wird medialisieren
  • wir werden medialisieren
  • ihr werdet medialisieren
  • Sie werden medialisieren

Futur II

  • ich werde medialisoren haben
  • du wirst medialisoren haben
  • er/sie/es wird medialisoren haben
  • wir werden medialisoren haben
  • ihr werdet medialisoren haben
  • Sie werden medialisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "medialisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • medialisiere (du)
  • medialisieren wir
  • medialisiert ihr
  • medialisieren Sie
  • medialisier (du)
  • medialisieren wir
  • medialisiert ihr
  • medialisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • medialisieren

Infinitiv - Perfekt

  • medialisoren haben

Partizip Präsens

  • medialisierend

Partizip Perfekt

  • medialisoren

Vervoeging van het werkwoord "medialisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich medialisiere
  • du medialisierest
  • er/sie/es medialisiere
  • wir medialisieren
  • ihr medialisieret
  • Sie medialisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe medialisoren
  • du habest medialisoren
  • er/sie/es habe medialisoren
  • wir haben medialisoren
  • ihr habet medialisoren
  • Sie haben medialisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde medialisieren
  • du werdest medialisieren
  • er/sie/es werde medialisieren
  • wir werden medialisieren
  • ihr werdet medialisieren
  • Sie werden medialisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde medialisoren haben
  • du werdest medialisoren haben
  • er/sie/es werde medialisoren haben
  • wir werden medialisoren haben
  • ihr werdet medialisoren haben
  • Sie werden medialisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "medialisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich medialisöre
  • du medialisörest
  • er/sie/es medialisöre
  • wir medialisören
  • ihr medialisöret
  • Sie medialisören
  • ich medialisöre
  • du medialisörst
  • er/sie/es medialisöre
  • wir medialisören
  • ihr medialisört
  • Sie medialisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte medialisoren
  • du hättest medialisoren
  • er/sie/es hätte medialisoren
  • wir hätten medialisoren
  • ihr hättet medialisoren
  • Sie hätten medialisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde medialisieren
  • du würdest medialisieren
  • er/sie/es würde medialisieren
  • wir würden medialisieren
  • ihr würdet medialisieren
  • Sie würden medialisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde medialisoren haben
  • du würdest medialisoren haben
  • er/sie/es würde medialisoren haben
  • wir würden medialisoren haben
  • ihr würdet medialisoren haben
  • Sie würden medialisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: bepissendurchsucheninfragestellenlustwandelnmausenmeckernmediatisierenmelierenmitunterschreibenoutsourcenreinschiebenumstreichenvorbestellen