Vervoeging van het werkwoord lutschen in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord lutschen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "lutschen" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich lutsche
- du lutschst
- er/sie/es lutscht
- wir lutschen
- ihr lutscht
- Sie lutschen
Perfekt
- ich habe gelutscht
- du hast gelutscht
- er/sie/es hat gelutscht
- wir haben gelutscht
- ihr habt gelutscht
- Sie haben gelutscht
Präteritum
- ich lutschte
- du lutschtest
- er/sie/es lutschte
- wir lutschten
- ihr lutschtet
- Sie lutschten
Plusquamperfekt
- ich hatte gelutscht
- du hattest gelutscht
- er/sie/es hatte gelutscht
- wir hatten gelutscht
- ihr hattet gelutscht
- Sie hatten gelutscht
Futur I
- ich werde lutschen
- du wirst lutschen
- er/sie/es wird lutschen
- wir werden lutschen
- ihr werdet lutschen
- Sie werden lutschen
Futur II
- ich werde gelutscht haben
- du wirst gelutscht haben
- er/sie/es wird gelutscht haben
- wir werden gelutscht haben
- ihr werdet gelutscht haben
- Sie werden gelutscht haben
Vervoeging van het werkwoord "lutschen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- lutsche (du)
- lutschen wir
- lutscht ihr
- lutschen Sie
Vervoeging van het werkwoord "lutschen" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich lutsche
- du lutschest
- er/sie/es lutsche
- wir lutschen
- ihr lutschet
- Sie lutschen
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe gelutscht
- du habest gelutscht
- er/sie/es habe gelutscht
- wir haben gelutscht
- ihr habet gelutscht
- Sie haben gelutscht
Konjunktiv I Futur I
- ich werde lutschen
- du werdest lutschen
- er/sie/es werde lutschen
- wir werden lutschen
- ihr werdet lutschen
- Sie werden lutschen
Konjunktiv I Futur II
- ich werde gelutscht haben
- du werdest gelutscht haben
- er/sie/es werde gelutscht haben
- wir werden gelutscht haben
- ihr werdet gelutscht haben
- Sie werden gelutscht haben
Vervoeging van het werkwoord "lutschen" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich lutschte
- du lutschtest
- er/sie/es lutschte
- wir lutschten
- ihr lutschtet
- Sie lutschten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte gelutscht
- du hättest gelutscht
- er/sie/es hätte gelutscht
- wir hätten gelutscht
- ihr hättet gelutscht
- Sie hätten gelutscht
Konjunktiv II Futur I
- ich würde lutschen
- du würdest lutschen
- er/sie/es würde lutschen
- wir würden lutschen
- ihr würdet lutschen
- Sie würden lutschen
Konjunktiv II Futur II
- ich würde gelutscht haben
- du würdest gelutscht haben
- er/sie/es würde gelutscht haben
- wir würden gelutscht haben
- ihr würdet gelutscht haben
- Sie würden gelutscht haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
belagerndurchrinnenhunzeninterpretierenlosgehenlungernlustwandelnluvenmagnetisierenmitkaufennoppenredenumpflügenvorauswerfen