Vervoeging van het werkwoord krankschreiben in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord krankschreiben in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "krankschreiben" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich schreibe krank
- du schreibst krank
- er/sie/es schreibt krank
- wir schreiben krank
- ihr schreibt krank
- Sie schreiben krank
Perfekt
- ich habe krankgeschrieben
- du hast krankgeschrieben
- er/sie/es hat krankgeschrieben
- wir haben krankgeschrieben
- ihr habt krankgeschrieben
- Sie haben krankgeschrieben
Präteritum
- ich schrieb krank
- du schriebst krank
- er/sie/es schrieb krank
- wir schrieben krank
- ihr schriebt krank
- Sie schrieben krank
Plusquamperfekt
- ich hatte krankgeschrieben
- du hattest krankgeschrieben
- er/sie/es hatte krankgeschrieben
- wir hatten krankgeschrieben
- ihr hattet krankgeschrieben
- Sie hatten krankgeschrieben
Futur I
- ich werde krankschreiben
- du wirst krankschreiben
- er/sie/es wird krankschreiben
- wir werden krankschreiben
- ihr werdet krankschreiben
- Sie werden krankschreiben
Futur II
- ich werde krankgeschrieben haben
- du wirst krankgeschrieben haben
- er/sie/es wird krankgeschrieben haben
- wir werden krankgeschrieben haben
- ihr werdet krankgeschrieben haben
- Sie werden krankgeschrieben haben
Vervoeging van het werkwoord "krankschreiben" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- schreibe (du) krank
- schreiben wir krank
- schreibt ihr krank
- schreiben Sie krank
- schreib (du) krank
- schreiben wir krank
- schreibt ihr krank
- schreiben Sie krank
Vervoeging van het werkwoord "krankschreiben" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich schreibe krank
- du schreibest krank
- er/sie/es schreibe krank
- wir schreiben krank
- ihr schreibet krank
- Sie schreiben krank
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe krankgeschrieben
- du habest krankgeschrieben
- er/sie/es habe krankgeschrieben
- wir haben krankgeschrieben
- ihr habet krankgeschrieben
- Sie haben krankgeschrieben
Konjunktiv I Futur I
- ich werde krankschreiben
- du werdest krankschreiben
- er/sie/es werde krankschreiben
- wir werden krankschreiben
- ihr werdet krankschreiben
- Sie werden krankschreiben
Konjunktiv I Futur II
- ich werde krankgeschrieben haben
- du werdest krankgeschrieben haben
- er/sie/es werde krankgeschrieben haben
- wir werden krankgeschrieben haben
- ihr werdet krankgeschrieben haben
- Sie werden krankgeschrieben haben
Vervoeging van het werkwoord "krankschreiben" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich schriebe krank
- du schriebest krank
- er/sie/es schriebe krank
- wir schrieben krank
- ihr schriebet krank
- Sie schrieben krank
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte krankgeschrieben
- du hättest krankgeschrieben
- er/sie/es hätte krankgeschrieben
- wir hätten krankgeschrieben
- ihr hättet krankgeschrieben
- Sie hätten krankgeschrieben
Konjunktiv II Futur I
- ich würde krankschreiben
- du würdest krankschreiben
- er/sie/es würde krankschreiben
- wir würden krankschreiben
- ihr würdet krankschreiben
- Sie würden krankschreiben
Konjunktiv II Futur II
- ich würde krankgeschrieben haben
- du würdest krankgeschrieben haben
- er/sie/es würde krankgeschrieben haben
- wir würden krankgeschrieben haben
- ihr würdet krankgeschrieben haben
- Sie würden krankgeschrieben haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
auswilderndisziplinierenhinüberbringenhinwegraffenkonstringierenkränkelnkrankmeldenkränzenkraxelnliebkosenmusikalisierenpowernüberhörenversilbern
