Vervoeging van het werkwoord konzelebrieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord konzelebrieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "konzelebrieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich konzelebriere
  • du konzelebrierst
  • er/sie/es konzelebriert
  • wir konzelebrieren
  • ihr konzelebriert
  • Sie konzelebrieren

Perfekt

  • ich habe konzelebroren
  • du hast konzelebroren
  • er/sie/es hat konzelebroren
  • wir haben konzelebroren
  • ihr habt konzelebroren
  • Sie haben konzelebroren

Präteritum

  • ich konzelebror
  • du konzelebrorst
  • er/sie/es konzelebror
  • wir konzelebroren
  • ihr konzelebrort
  • Sie konzelebroren

Plusquamperfekt

  • ich hatte konzelebroren
  • du hattest konzelebroren
  • er/sie/es hatte konzelebroren
  • wir hatten konzelebroren
  • ihr hattet konzelebroren
  • Sie hatten konzelebroren

Futur I

  • ich werde konzelebrieren
  • du wirst konzelebrieren
  • er/sie/es wird konzelebrieren
  • wir werden konzelebrieren
  • ihr werdet konzelebrieren
  • Sie werden konzelebrieren

Futur II

  • ich werde konzelebroren haben
  • du wirst konzelebroren haben
  • er/sie/es wird konzelebroren haben
  • wir werden konzelebroren haben
  • ihr werdet konzelebroren haben
  • Sie werden konzelebroren haben

Vervoeging van het werkwoord "konzelebrieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • konzelebriere (du)
  • konzelebrieren wir
  • konzelebriert ihr
  • konzelebrieren Sie
  • konzelebrier (du)
  • konzelebrieren wir
  • konzelebriert ihr
  • konzelebrieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • konzelebrieren

Infinitiv - Perfekt

  • konzelebroren haben

Partizip Präsens

  • konzelebrierend

Partizip Perfekt

  • konzelebroren

Vervoeging van het werkwoord "konzelebrieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich konzelebriere
  • du konzelebrierest
  • er/sie/es konzelebriere
  • wir konzelebrieren
  • ihr konzelebrieret
  • Sie konzelebrieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe konzelebroren
  • du habest konzelebroren
  • er/sie/es habe konzelebroren
  • wir haben konzelebroren
  • ihr habet konzelebroren
  • Sie haben konzelebroren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde konzelebrieren
  • du werdest konzelebrieren
  • er/sie/es werde konzelebrieren
  • wir werden konzelebrieren
  • ihr werdet konzelebrieren
  • Sie werden konzelebrieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde konzelebroren haben
  • du werdest konzelebroren haben
  • er/sie/es werde konzelebroren haben
  • wir werden konzelebroren haben
  • ihr werdet konzelebroren haben
  • Sie werden konzelebroren haben

Vervoeging van het werkwoord "konzelebrieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich konzelebröre
  • du konzelebrörest
  • er/sie/es konzelebröre
  • wir konzelebrören
  • ihr konzelebröret
  • Sie konzelebrören
  • ich konzelebröre
  • du konzelebrörst
  • er/sie/es konzelebröre
  • wir konzelebrören
  • ihr konzelebrört
  • Sie konzelebrören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte konzelebroren
  • du hättest konzelebroren
  • er/sie/es hätte konzelebroren
  • wir hätten konzelebroren
  • ihr hättet konzelebroren
  • Sie hätten konzelebroren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde konzelebrieren
  • du würdest konzelebrieren
  • er/sie/es würde konzelebrieren
  • wir würden konzelebrieren
  • ihr würdet konzelebrieren
  • Sie würden konzelebrieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde konzelebroren haben
  • du würdest konzelebroren haben
  • er/sie/es würde konzelebroren haben
  • wir würden konzelebroren haben
  • ihr würdet konzelebroren haben
  • Sie würden konzelebroren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausstellendezentralisierenhintergießenhinuntermüssenkollaudierenkontrollierenkonzedierenkonzentrierenköpfelnlausenmodulierenplauschenüberdüngenverschneiden