Vervoeging van het werkwoord kontrasignieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord kontrasignieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "kontrasignieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich kontrasigniere
- du kontrasignierst
- er/sie/es kontrasigniert
- wir kontrasignieren
- ihr kontrasigniert
- Sie kontrasignieren
Perfekt
- ich habe kontrasignoren
- du hast kontrasignoren
- er/sie/es hat kontrasignoren
- wir haben kontrasignoren
- ihr habt kontrasignoren
- Sie haben kontrasignoren
Präteritum
- ich kontrasignor
- du kontrasignorst
- er/sie/es kontrasignor
- wir kontrasignoren
- ihr kontrasignort
- Sie kontrasignoren
Plusquamperfekt
- ich hatte kontrasignoren
- du hattest kontrasignoren
- er/sie/es hatte kontrasignoren
- wir hatten kontrasignoren
- ihr hattet kontrasignoren
- Sie hatten kontrasignoren
Futur I
- ich werde kontrasignieren
- du wirst kontrasignieren
- er/sie/es wird kontrasignieren
- wir werden kontrasignieren
- ihr werdet kontrasignieren
- Sie werden kontrasignieren
Futur II
- ich werde kontrasignoren haben
- du wirst kontrasignoren haben
- er/sie/es wird kontrasignoren haben
- wir werden kontrasignoren haben
- ihr werdet kontrasignoren haben
- Sie werden kontrasignoren haben
Vervoeging van het werkwoord "kontrasignieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- kontrasigniere (du)
- kontrasignieren wir
- kontrasigniert ihr
- kontrasignieren Sie
- kontrasignier (du)
- kontrasignieren wir
- kontrasigniert ihr
- kontrasignieren Sie
Vervoeging van het werkwoord "kontrasignieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich kontrasigniere
- du kontrasignierest
- er/sie/es kontrasigniere
- wir kontrasignieren
- ihr kontrasignieret
- Sie kontrasignieren
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe kontrasignoren
- du habest kontrasignoren
- er/sie/es habe kontrasignoren
- wir haben kontrasignoren
- ihr habet kontrasignoren
- Sie haben kontrasignoren
Konjunktiv I Futur I
- ich werde kontrasignieren
- du werdest kontrasignieren
- er/sie/es werde kontrasignieren
- wir werden kontrasignieren
- ihr werdet kontrasignieren
- Sie werden kontrasignieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde kontrasignoren haben
- du werdest kontrasignoren haben
- er/sie/es werde kontrasignoren haben
- wir werden kontrasignoren haben
- ihr werdet kontrasignoren haben
- Sie werden kontrasignoren haben
Vervoeging van het werkwoord "kontrasignieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich kontrasignöre
- du kontrasignörest
- er/sie/es kontrasignöre
- wir kontrasignören
- ihr kontrasignöret
- Sie kontrasignören
- ich kontrasignöre
- du kontrasignörst
- er/sie/es kontrasignöre
- wir kontrasignören
- ihr kontrasignört
- Sie kontrasignören
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte kontrasignoren
- du hättest kontrasignoren
- er/sie/es hätte kontrasignoren
- wir hätten kontrasignoren
- ihr hättet kontrasignoren
- Sie hätten kontrasignoren
Konjunktiv II Futur I
- ich würde kontrasignieren
- du würdest kontrasignieren
- er/sie/es würde kontrasignieren
- wir würden kontrasignieren
- ihr würdet kontrasignieren
- Sie würden kontrasignieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde kontrasignoren haben
- du würdest kontrasignoren haben
- er/sie/es würde kontrasignoren haben
- wir würden kontrasignoren haben
- ihr würdet kontrasignoren haben
- Sie würden kontrasignoren haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
ausstaffierendestruierenhintereinandergehenhinuntergehenkohlenkonterminierenkontrapunktierenkontrastierenkonzelebrierenlatinisierenmobilisierenplätschernüberdauernverschmausen