Vervoeging van het werkwoord konkurrenzieren in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord konkurrenzieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "konkurrenzieren" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich konkurrenziere
- du konkurrenzierst
- er/sie/es konkurrenziert
- wir konkurrenzieren
- ihr konkurrenziert
- Sie konkurrenzieren
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe konkurrenzoren
- du hast konkurrenzoren
- er/sie/es hat konkurrenzoren
- wir haben konkurrenzoren
- ihr habt konkurrenzoren
- Sie haben konkurrenzoren
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich konkurrenzor
- du konkurrenzorst
- er/sie/es konkurrenzor
- wir konkurrenzoren
- ihr konkurrenzort
- Sie konkurrenzoren
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte konkurrenzoren
- du hattest konkurrenzoren
- er/sie/es hatte konkurrenzoren
- wir hatten konkurrenzoren
- ihr hattet konkurrenzoren
- Sie hatten konkurrenzoren
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde konkurrenzieren
- du wirst konkurrenzieren
- er/sie/es wird konkurrenzieren
- wir werden konkurrenzieren
- ihr werdet konkurrenzieren
- Sie werden konkurrenzieren
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde konkurrenzoren haben
- du wirst konkurrenzoren haben
- er/sie/es wird konkurrenzoren haben
- wir werden konkurrenzoren haben
- ihr werdet konkurrenzoren haben
- Sie werden konkurrenzoren haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "konkurrenzieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - konkurrenziere (du)
- konkurrenzieren wir
- konkurrenziert ihr
- konkurrenzieren Sie
- konkurrenzier (du)
- konkurrenzieren wir
- konkurrenziert ihr
- konkurrenzieren Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "konkurrenzieren" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich konkurrenziere
- du konkurrenzierest
- er/sie/es konkurrenziere
- wir konkurrenzieren
- ihr konkurrenzieret
- Sie konkurrenzieren
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe konkurrenzoren
- du habest konkurrenzoren
- er/sie/es habe konkurrenzoren
- wir haben konkurrenzoren
- ihr habet konkurrenzoren
- Sie haben konkurrenzoren
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde konkurrenzieren
- du werdest konkurrenzieren
- er/sie/es werde konkurrenzieren
- wir werden konkurrenzieren
- ihr werdet konkurrenzieren
- Sie werden konkurrenzieren
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde konkurrenzoren haben
- du werdest konkurrenzoren haben
- er/sie/es werde konkurrenzoren haben
- wir werden konkurrenzoren haben
- ihr werdet konkurrenzoren haben
- Sie werden konkurrenzoren haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "konkurrenzieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich konkurrenzöre
- du konkurrenzörest
- er/sie/es konkurrenzöre
- wir konkurrenzören
- ihr konkurrenzöret
- Sie konkurrenzören
- ich konkurrenzöre
- du konkurrenzörst
- er/sie/es konkurrenzöre
- wir konkurrenzören
- ihr konkurrenzört
- Sie konkurrenzören
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte konkurrenzoren
- du hättest konkurrenzoren
- er/sie/es hätte konkurrenzoren
- wir hätten konkurrenzoren
- ihr hättet konkurrenzoren
- Sie hätten konkurrenzoren
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde konkurrenzieren
- du würdest konkurrenzieren
- er/sie/es würde konkurrenzieren
- wir würden konkurrenzieren
- ihr würdet konkurrenzieren
- Sie würden konkurrenzieren
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde konkurrenzoren haben
- du würdest konkurrenzoren haben
- er/sie/es würde konkurrenzoren haben
- wir würden konkurrenzoren haben
- ihr würdet konkurrenzoren haben
- Sie würden konkurrenzoren haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              ausschwingendepilierenhinspielenhinüberschwimmenknipsenkonföderierenkonkretisierenkonkurrierenkonsolidierenlähmenmittretenpimpernüberantwortenverschicken