Vervoeging van het werkwoord kohabitieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord kohabitieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "kohabitieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich kohabitiere
  • du kohabitierst
  • er/sie/es kohabitiert
  • wir kohabitieren
  • ihr kohabitiert
  • Sie kohabitieren

Perfekt

  • ich habe kohabitiert
  • du hast kohabitiert
  • er/sie/es hat kohabitiert
  • wir haben kohabitiert
  • ihr habt kohabitiert
  • Sie haben kohabitiert

Präteritum

  • ich kohabitierte
  • du kohabitiertest
  • er/sie/es kohabitierte
  • wir kohabitierten
  • ihr kohabitiertet
  • Sie kohabitierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte kohabitiert
  • du hattest kohabitiert
  • er/sie/es hatte kohabitiert
  • wir hatten kohabitiert
  • ihr hattet kohabitiert
  • Sie hatten kohabitiert

Futur I

  • ich werde kohabitieren
  • du wirst kohabitieren
  • er/sie/es wird kohabitieren
  • wir werden kohabitieren
  • ihr werdet kohabitieren
  • Sie werden kohabitieren

Futur II

  • ich werde kohabitiert haben
  • du wirst kohabitiert haben
  • er/sie/es wird kohabitiert haben
  • wir werden kohabitiert haben
  • ihr werdet kohabitiert haben
  • Sie werden kohabitiert haben

Vervoeging van het werkwoord "kohabitieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • kohabitiere (du)
  • kohabitieren wir
  • kohabitiert ihr
  • kohabitieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • kohabitieren

Infinitiv - Perfekt

  • kohabitiert haben

Partizip Präsens

  • kohabitierend

Partizip Perfekt

  • kohabitiert

Vervoeging van het werkwoord "kohabitieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich kohabitiere
  • du kohabitierest
  • er/sie/es kohabitiere
  • wir kohabitieren
  • ihr kohabitieret
  • Sie kohabitieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe kohabitiert
  • du habest kohabitiert
  • er/sie/es habe kohabitiert
  • wir haben kohabitiert
  • ihr habet kohabitiert
  • Sie haben kohabitiert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde kohabitieren
  • du werdest kohabitieren
  • er/sie/es werde kohabitieren
  • wir werden kohabitieren
  • ihr werdet kohabitieren
  • Sie werden kohabitieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde kohabitiert haben
  • du werdest kohabitiert haben
  • er/sie/es werde kohabitiert haben
  • wir werden kohabitiert haben
  • ihr werdet kohabitiert haben
  • Sie werden kohabitiert haben

Vervoeging van het werkwoord "kohabitieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich kohabitierte
  • du kohabitiertest
  • er/sie/es kohabitierte
  • wir kohabitierten
  • ihr kohabitiertet
  • Sie kohabitierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte kohabitiert
  • du hättest kohabitiert
  • er/sie/es hätte kohabitiert
  • wir hätten kohabitiert
  • ihr hättet kohabitiert
  • Sie hätten kohabitiert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde kohabitieren
  • du würdest kohabitieren
  • er/sie/es würde kohabitieren
  • wir würden kohabitieren
  • ihr würdet kohabitieren
  • Sie würden kohabitieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde kohabitiert haben
  • du würdest kohabitiert haben
  • er/sie/es würde kohabitiert haben
  • wir würden kohabitiert haben
  • ihr würdet kohabitiert haben
  • Sie würden kohabitiert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausschälendehydratisierenhinmetzelnhinterschlingenklemmenkobolzenkoexistierenkohärierenkollaborierenkühlenmitnaschenpersonifizierentrockenstehenverreisen