Vervoeging van het werkwoord kartieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord kartieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "kartieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich kartiere
- du kartierst
- er/sie/es kartiert
- wir kartieren
- ihr kartiert
- Sie kartieren
Perfekt
- ich habe kartiert
- du hast kartiert
- er/sie/es hat kartiert
- wir haben kartiert
- ihr habt kartiert
- Sie haben kartiert
Präteritum
- ich kartierte
- du kartiertest
- er/sie/es kartierte
- wir kartierten
- ihr kartiertet
- Sie kartierten
Plusquamperfekt
- ich hatte kartiert
- du hattest kartiert
- er/sie/es hatte kartiert
- wir hatten kartiert
- ihr hattet kartiert
- Sie hatten kartiert
Futur I
- ich werde kartieren
- du wirst kartieren
- er/sie/es wird kartieren
- wir werden kartieren
- ihr werdet kartieren
- Sie werden kartieren
Futur II
- ich werde kartiert haben
- du wirst kartiert haben
- er/sie/es wird kartiert haben
- wir werden kartiert haben
- ihr werdet kartiert haben
- Sie werden kartiert haben
Vervoeging van het werkwoord "kartieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- kartiere (du)
- kartieren wir
- kartiert ihr
- kartieren Sie
Vervoeging van het werkwoord "kartieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich kartiere
- du kartierest
- er/sie/es kartiere
- wir kartieren
- ihr kartieret
- Sie kartieren
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe kartiert
- du habest kartiert
- er/sie/es habe kartiert
- wir haben kartiert
- ihr habet kartiert
- Sie haben kartiert
Konjunktiv I Futur I
- ich werde kartieren
- du werdest kartieren
- er/sie/es werde kartieren
- wir werden kartieren
- ihr werdet kartieren
- Sie werden kartieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde kartiert haben
- du werdest kartiert haben
- er/sie/es werde kartiert haben
- wir werden kartiert haben
- ihr werdet kartiert haben
- Sie werden kartiert haben
Vervoeging van het werkwoord "kartieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich kartierte
- du kartiertest
- er/sie/es kartierte
- wir kartierten
- ihr kartiertet
- Sie kartierten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte kartiert
- du hättest kartiert
- er/sie/es hätte kartiert
- wir hätten kartiert
- ihr hättet kartiert
- Sie hätten kartiert
Konjunktiv II Futur I
- ich würde kartieren
- du würdest kartieren
- er/sie/es würde kartieren
- wir würden kartieren
- ihr würdet kartieren
- Sie würden kartieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde kartiert haben
- du würdest kartiert haben
- er/sie/es würde kartiert haben
- wir würden kartiert haben
- ihr würdet kartiert haben
- Sie würden kartiert haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
aushauchendahintersetzenhineindenkenhineinträumenjurierenkarikierenkartenkartografierenkassettierenkollationierenmanipulierenniedrigerhängentadelnverkosten