Vervoeging van het werkwoord karamelisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord karamelisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "karamelisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich karamelisiere
  • du karamelisierst
  • er/sie/es karamelisiert
  • wir karamelisieren
  • ihr karamelisiert
  • Sie karamelisieren

Perfekt

  • ich habe karamelisiert
  • du hast karamelisiert
  • er/sie/es hat karamelisiert
  • wir haben karamelisiert
  • ihr habt karamelisiert
  • Sie haben karamelisiert

Präteritum

  • ich karamelisierte
  • du karamelisiertest
  • er/sie/es karamelisierte
  • wir karamelisierten
  • ihr karamelisiertet
  • Sie karamelisierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte karamelisiert
  • du hattest karamelisiert
  • er/sie/es hatte karamelisiert
  • wir hatten karamelisiert
  • ihr hattet karamelisiert
  • Sie hatten karamelisiert

Futur I

  • ich werde karamelisieren
  • du wirst karamelisieren
  • er/sie/es wird karamelisieren
  • wir werden karamelisieren
  • ihr werdet karamelisieren
  • Sie werden karamelisieren

Futur II

  • ich werde karamelisiert haben
  • du wirst karamelisiert haben
  • er/sie/es wird karamelisiert haben
  • wir werden karamelisiert haben
  • ihr werdet karamelisiert haben
  • Sie werden karamelisiert haben

Vervoeging van het werkwoord "karamelisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • karamelisiere (du)
  • karamelisieren wir
  • karamelisiert ihr
  • karamelisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • karamelisieren

Infinitiv - Perfekt

  • karamelisiert haben

Partizip Präsens

  • karamelisierend

Partizip Perfekt

  • karamelisiert

Vervoeging van het werkwoord "karamelisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich karamelisiere
  • du karamelisierest
  • er/sie/es karamelisiere
  • wir karamelisieren
  • ihr karamelisieret
  • Sie karamelisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe karamelisiert
  • du habest karamelisiert
  • er/sie/es habe karamelisiert
  • wir haben karamelisiert
  • ihr habet karamelisiert
  • Sie haben karamelisiert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde karamelisieren
  • du werdest karamelisieren
  • er/sie/es werde karamelisieren
  • wir werden karamelisieren
  • ihr werdet karamelisieren
  • Sie werden karamelisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde karamelisiert haben
  • du werdest karamelisiert haben
  • er/sie/es werde karamelisiert haben
  • wir werden karamelisiert haben
  • ihr werdet karamelisiert haben
  • Sie werden karamelisiert haben

Vervoeging van het werkwoord "karamelisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich karamelisierte
  • du karamelisiertest
  • er/sie/es karamelisierte
  • wir karamelisierten
  • ihr karamelisiertet
  • Sie karamelisierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte karamelisiert
  • du hättest karamelisiert
  • er/sie/es hätte karamelisiert
  • wir hätten karamelisiert
  • ihr hättet karamelisiert
  • Sie hätten karamelisiert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde karamelisieren
  • du würdest karamelisieren
  • er/sie/es würde karamelisieren
  • wir würden karamelisieren
  • ihr würdet karamelisieren
  • Sie würden karamelisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde karamelisiert haben
  • du würdest karamelisiert haben
  • er/sie/es würde karamelisiert haben
  • wir würden karamelisiert haben
  • ihr würdet karamelisiert haben
  • Sie würden karamelisiert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausgründendahinschmelzenhineinbauenhineinstellenjodierenkaputtmachenkaramellierenkarrenködernmakulierenniederstampfenswitchenverknoten