Vervoeging van het werkwoord kanonisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord kanonisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "kanonisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich kanonisiere
  • du kanonisierst
  • er/sie/es kanonisiert
  • wir kanonisieren
  • ihr kanonisiert
  • Sie kanonisieren

Perfekt

  • ich habe kanonisiert
  • du hast kanonisiert
  • er/sie/es hat kanonisiert
  • wir haben kanonisiert
  • ihr habt kanonisiert
  • Sie haben kanonisiert

Präteritum

  • ich kanonisierte
  • du kanonisiertest
  • er/sie/es kanonisierte
  • wir kanonisierten
  • ihr kanonisiertet
  • Sie kanonisierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte kanonisiert
  • du hattest kanonisiert
  • er/sie/es hatte kanonisiert
  • wir hatten kanonisiert
  • ihr hattet kanonisiert
  • Sie hatten kanonisiert

Futur I

  • ich werde kanonisieren
  • du wirst kanonisieren
  • er/sie/es wird kanonisieren
  • wir werden kanonisieren
  • ihr werdet kanonisieren
  • Sie werden kanonisieren

Futur II

  • ich werde kanonisiert haben
  • du wirst kanonisiert haben
  • er/sie/es wird kanonisiert haben
  • wir werden kanonisiert haben
  • ihr werdet kanonisiert haben
  • Sie werden kanonisiert haben

Vervoeging van het werkwoord "kanonisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • kanonisiere (du)
  • kanonisieren wir
  • kanonisiert ihr
  • kanonisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • kanonisieren

Infinitiv - Perfekt

  • kanonisiert haben

Partizip Präsens

  • kanonisierend

Partizip Perfekt

  • kanonisiert

Vervoeging van het werkwoord "kanonisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich kanonisiere
  • du kanonisierest
  • er/sie/es kanonisiere
  • wir kanonisieren
  • ihr kanonisieret
  • Sie kanonisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe kanonisiert
  • du habest kanonisiert
  • er/sie/es habe kanonisiert
  • wir haben kanonisiert
  • ihr habet kanonisiert
  • Sie haben kanonisiert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde kanonisieren
  • du werdest kanonisieren
  • er/sie/es werde kanonisieren
  • wir werden kanonisieren
  • ihr werdet kanonisieren
  • Sie werden kanonisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde kanonisiert haben
  • du werdest kanonisiert haben
  • er/sie/es werde kanonisiert haben
  • wir werden kanonisiert haben
  • ihr werdet kanonisiert haben
  • Sie werden kanonisiert haben

Vervoeging van het werkwoord "kanonisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich kanonisierte
  • du kanonisiertest
  • er/sie/es kanonisierte
  • wir kanonisierten
  • ihr kanonisiertet
  • Sie kanonisierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte kanonisiert
  • du hättest kanonisiert
  • er/sie/es hätte kanonisiert
  • wir hätten kanonisiert
  • ihr hättet kanonisiert
  • Sie hätten kanonisiert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde kanonisieren
  • du würdest kanonisieren
  • er/sie/es würde kanonisieren
  • wir würden kanonisieren
  • ihr würdet kanonisieren
  • Sie würden kanonisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde kanonisiert haben
  • du würdest kanonisiert haben
  • er/sie/es würde kanonisiert haben
  • wir würden kanonisiert haben
  • ihr würdet kanonisiert haben
  • Sie würden kanonisiert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausfressendahindarbenhindurchfindenhineinschleichenirrewerdenkampierenkanonierenkantelnkapriolenknirschenlurkenniederlassensudelnverklausulieren