Vervoeging van het werkwoord kannibalisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord kannibalisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "kannibalisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich kannibalisiere
  • du kannibalisierst
  • er/sie/es kannibalisiert
  • wir kannibalisieren
  • ihr kannibalisiert
  • Sie kannibalisieren

Perfekt

  • ich habe kannibalisoren
  • du hast kannibalisoren
  • er/sie/es hat kannibalisoren
  • wir haben kannibalisoren
  • ihr habt kannibalisoren
  • Sie haben kannibalisoren

Präteritum

  • ich kannibalisor
  • du kannibalisorst
  • er/sie/es kannibalisor
  • wir kannibalisoren
  • ihr kannibalisort
  • Sie kannibalisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte kannibalisoren
  • du hattest kannibalisoren
  • er/sie/es hatte kannibalisoren
  • wir hatten kannibalisoren
  • ihr hattet kannibalisoren
  • Sie hatten kannibalisoren

Futur I

  • ich werde kannibalisieren
  • du wirst kannibalisieren
  • er/sie/es wird kannibalisieren
  • wir werden kannibalisieren
  • ihr werdet kannibalisieren
  • Sie werden kannibalisieren

Futur II

  • ich werde kannibalisoren haben
  • du wirst kannibalisoren haben
  • er/sie/es wird kannibalisoren haben
  • wir werden kannibalisoren haben
  • ihr werdet kannibalisoren haben
  • Sie werden kannibalisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "kannibalisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • kannibalisiere (du)
  • kannibalisieren wir
  • kannibalisiert ihr
  • kannibalisieren Sie
  • kannibalisier (du)
  • kannibalisieren wir
  • kannibalisiert ihr
  • kannibalisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • kannibalisieren

Infinitiv - Perfekt

  • kannibalisoren haben

Partizip Präsens

  • kannibalisierend

Partizip Perfekt

  • kannibalisoren

Vervoeging van het werkwoord "kannibalisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich kannibalisiere
  • du kannibalisierest
  • er/sie/es kannibalisiere
  • wir kannibalisieren
  • ihr kannibalisieret
  • Sie kannibalisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe kannibalisoren
  • du habest kannibalisoren
  • er/sie/es habe kannibalisoren
  • wir haben kannibalisoren
  • ihr habet kannibalisoren
  • Sie haben kannibalisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde kannibalisieren
  • du werdest kannibalisieren
  • er/sie/es werde kannibalisieren
  • wir werden kannibalisieren
  • ihr werdet kannibalisieren
  • Sie werden kannibalisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde kannibalisoren haben
  • du werdest kannibalisoren haben
  • er/sie/es werde kannibalisoren haben
  • wir werden kannibalisoren haben
  • ihr werdet kannibalisoren haben
  • Sie werden kannibalisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "kannibalisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich kannibalisöre
  • du kannibalisörest
  • er/sie/es kannibalisöre
  • wir kannibalisören
  • ihr kannibalisöret
  • Sie kannibalisören
  • ich kannibalisöre
  • du kannibalisörst
  • er/sie/es kannibalisöre
  • wir kannibalisören
  • ihr kannibalisört
  • Sie kannibalisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte kannibalisoren
  • du hättest kannibalisoren
  • er/sie/es hätte kannibalisoren
  • wir hätten kannibalisoren
  • ihr hättet kannibalisoren
  • Sie hätten kannibalisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde kannibalisieren
  • du würdest kannibalisieren
  • er/sie/es würde kannibalisieren
  • wir würden kannibalisieren
  • ihr würdet kannibalisieren
  • Sie würden kannibalisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde kannibalisoren haben
  • du würdest kannibalisoren haben
  • er/sie/es würde kannibalisoren haben
  • wir würden kannibalisoren haben
  • ihr würdet kannibalisoren haben
  • Sie würden kannibalisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausfransendahinbrausenhindurchdürfenhineinschießenirrenkampelnkannelierenkanonierenkapitulierenkniffenlupfenniederknüppelnsüchtigmachenverklären