Vervoeging van het werkwoord jurieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord jurieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "jurieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich juriere
- du jurierst
- er/sie/es juriert
- wir jurieren
- ihr juriert
- Sie jurieren
Perfekt
- ich habe juroren
- du hast juroren
- er/sie/es hat juroren
- wir haben juroren
- ihr habt juroren
- Sie haben juroren
Präteritum
- ich juror
- du jurorst
- er/sie/es juror
- wir juroren
- ihr jurort
- Sie juroren
Plusquamperfekt
- ich hatte juroren
- du hattest juroren
- er/sie/es hatte juroren
- wir hatten juroren
- ihr hattet juroren
- Sie hatten juroren
Futur I
- ich werde jurieren
- du wirst jurieren
- er/sie/es wird jurieren
- wir werden jurieren
- ihr werdet jurieren
- Sie werden jurieren
Futur II
- ich werde juroren haben
- du wirst juroren haben
- er/sie/es wird juroren haben
- wir werden juroren haben
- ihr werdet juroren haben
- Sie werden juroren haben
Vervoeging van het werkwoord "jurieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- juriere (du)
- jurieren wir
- juriert ihr
- jurieren Sie
- jurier (du)
- jurieren wir
- juriert ihr
- jurieren Sie
Vervoeging van het werkwoord "jurieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich juriere
- du jurierest
- er/sie/es juriere
- wir jurieren
- ihr jurieret
- Sie jurieren
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe juroren
- du habest juroren
- er/sie/es habe juroren
- wir haben juroren
- ihr habet juroren
- Sie haben juroren
Konjunktiv I Futur I
- ich werde jurieren
- du werdest jurieren
- er/sie/es werde jurieren
- wir werden jurieren
- ihr werdet jurieren
- Sie werden jurieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde juroren haben
- du werdest juroren haben
- er/sie/es werde juroren haben
- wir werden juroren haben
- ihr werdet juroren haben
- Sie werden juroren haben
Vervoeging van het werkwoord "jurieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich juröre
- du jurörest
- er/sie/es juröre
- wir jurören
- ihr juröret
- Sie jurören
- ich juröre
- du jurörst
- er/sie/es juröre
- wir jurören
- ihr jurört
- Sie jurören
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte juroren
- du hättest juroren
- er/sie/es hätte juroren
- wir hätten juroren
- ihr hättet juroren
- Sie hätten juroren
Konjunktiv II Futur I
- ich würde jurieren
- du würdest jurieren
- er/sie/es würde jurieren
- wir würden jurieren
- ihr würdet jurieren
- Sie würden jurieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde juroren haben
- du würdest juroren haben
- er/sie/es würde juroren haben
- wir würden juroren haben
- ihr würdet juroren haben
- Sie würden juroren haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
auserkiesenkonferierenhinausströmenhineinlegeninspizierenjuckelnjungenjustierenkaduzierenklingenlosschickennebenordnenstrichelnverhüten