Vervoeging van het werkwoord judaisieren in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord judaisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "judaisieren" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich judaisiere
- du judaisierst
- er/sie/es judaisiert
- wir judaisieren
- ihr judaisiert
- Sie judaisieren
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe judaisoren
- du hast judaisoren
- er/sie/es hat judaisoren
- wir haben judaisoren
- ihr habt judaisoren
- Sie haben judaisoren
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich judaisor
- du judaisorst
- er/sie/es judaisor
- wir judaisoren
- ihr judaisort
- Sie judaisoren
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte judaisoren
- du hattest judaisoren
- er/sie/es hatte judaisoren
- wir hatten judaisoren
- ihr hattet judaisoren
- Sie hatten judaisoren
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde judaisieren
- du wirst judaisieren
- er/sie/es wird judaisieren
- wir werden judaisieren
- ihr werdet judaisieren
- Sie werden judaisieren
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde judaisoren haben
- du wirst judaisoren haben
- er/sie/es wird judaisoren haben
- wir werden judaisoren haben
- ihr werdet judaisoren haben
- Sie werden judaisoren haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "judaisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - judaisiere (du)
- judaisieren wir
- judaisiert ihr
- judaisieren Sie
- judaisier (du)
- judaisieren wir
- judaisiert ihr
- judaisieren Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "judaisieren" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich judaisiere
- du judaisierest
- er/sie/es judaisiere
- wir judaisieren
- ihr judaisieret
- Sie judaisieren
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe judaisoren
- du habest judaisoren
- er/sie/es habe judaisoren
- wir haben judaisoren
- ihr habet judaisoren
- Sie haben judaisoren
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde judaisieren
- du werdest judaisieren
- er/sie/es werde judaisieren
- wir werden judaisieren
- ihr werdet judaisieren
- Sie werden judaisieren
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde judaisoren haben
- du werdest judaisoren haben
- er/sie/es werde judaisoren haben
- wir werden judaisoren haben
- ihr werdet judaisoren haben
- Sie werden judaisoren haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "judaisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich judaisöre
- du judaisörest
- er/sie/es judaisöre
- wir judaisören
- ihr judaisöret
- Sie judaisören
- ich judaisöre
- du judaisörst
- er/sie/es judaisöre
- wir judaisören
- ihr judaisört
- Sie judaisören
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte judaisoren
- du hättest judaisoren
- er/sie/es hätte judaisoren
- wir hätten judaisoren
- ihr hättet judaisoren
- Sie hätten judaisoren
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde judaisieren
- du würdest judaisieren
- er/sie/es würde judaisieren
- wir würden judaisieren
- ihr würdet judaisieren
- Sie würden judaisieren
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde judaisoren haben
- du würdest judaisoren haben
- er/sie/es würde judaisoren haben
- wir würden judaisoren haben
- ihr würdet judaisoren haben
- Sie würden judaisoren haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              auseinandertreibencoachenhinausstoßenhineinlasseninsinuierenjubelnjudizierenkachelnklimatisierenlosrockennebeneinanderstellenstrengnehmenverhundertfachen