Vervoeging van het werkwoord insinuieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord insinuieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "insinuieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich insinuiere
  • du insinuierst
  • er/sie/es insinuiert
  • wir insinuieren
  • ihr insinuiert
  • Sie insinuieren

Perfekt

  • ich habe insinuoren
  • du hast insinuoren
  • er/sie/es hat insinuoren
  • wir haben insinuoren
  • ihr habt insinuoren
  • Sie haben insinuoren

Präteritum

  • ich insinuor
  • du insinuorst
  • er/sie/es insinuor
  • wir insinuoren
  • ihr insinuort
  • Sie insinuoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte insinuoren
  • du hattest insinuoren
  • er/sie/es hatte insinuoren
  • wir hatten insinuoren
  • ihr hattet insinuoren
  • Sie hatten insinuoren

Futur I

  • ich werde insinuieren
  • du wirst insinuieren
  • er/sie/es wird insinuieren
  • wir werden insinuieren
  • ihr werdet insinuieren
  • Sie werden insinuieren

Futur II

  • ich werde insinuoren haben
  • du wirst insinuoren haben
  • er/sie/es wird insinuoren haben
  • wir werden insinuoren haben
  • ihr werdet insinuoren haben
  • Sie werden insinuoren haben

Vervoeging van het werkwoord "insinuieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • insinuiere (du)
  • insinuieren wir
  • insinuiert ihr
  • insinuieren Sie
  • insinuier (du)
  • insinuieren wir
  • insinuiert ihr
  • insinuieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • insinuieren

Infinitiv - Perfekt

  • insinuoren haben

Partizip Präsens

  • insinuierend

Partizip Perfekt

  • insinuoren

Vervoeging van het werkwoord "insinuieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich insinuiere
  • du insinuierest
  • er/sie/es insinuiere
  • wir insinuieren
  • ihr insinuieret
  • Sie insinuieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe insinuoren
  • du habest insinuoren
  • er/sie/es habe insinuoren
  • wir haben insinuoren
  • ihr habet insinuoren
  • Sie haben insinuoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde insinuieren
  • du werdest insinuieren
  • er/sie/es werde insinuieren
  • wir werden insinuieren
  • ihr werdet insinuieren
  • Sie werden insinuieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde insinuoren haben
  • du werdest insinuoren haben
  • er/sie/es werde insinuoren haben
  • wir werden insinuoren haben
  • ihr werdet insinuoren haben
  • Sie werden insinuoren haben

Vervoeging van het werkwoord "insinuieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich insinuöre
  • du insinuörest
  • er/sie/es insinuöre
  • wir insinuören
  • ihr insinuöret
  • Sie insinuören
  • ich insinuöre
  • du insinuörst
  • er/sie/es insinuöre
  • wir insinuören
  • ihr insinuört
  • Sie insinuören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte insinuoren
  • du hättest insinuoren
  • er/sie/es hätte insinuoren
  • wir hätten insinuoren
  • ihr hättet insinuoren
  • Sie hätten insinuoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde insinuieren
  • du würdest insinuieren
  • er/sie/es würde insinuieren
  • wir würden insinuieren
  • ihr würdet insinuieren
  • Sie würden insinuieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde insinuoren haben
  • du würdest insinuoren haben
  • er/sie/es würde insinuoren haben
  • wir würden insinuoren haben
  • ihr würdet insinuoren haben
  • Sie würden insinuoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausbombenbremsenhinaufziehenhindurchgeheniaheninnewerdeninseriereninsistiereninstitutionalisierenkeimenlinkennachsteigensteigenvergeistigen