Vervoeging van het werkwoord infundieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord infundieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "infundieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich infundiere
  • du infundierst
  • er/sie/es infundiert
  • wir infundieren
  • ihr infundiert
  • Sie infundieren

Perfekt

  • ich habe infundoren
  • du hast infundoren
  • er/sie/es hat infundoren
  • wir haben infundoren
  • ihr habt infundoren
  • Sie haben infundoren

Präteritum

  • ich infundor
  • du infundorst
  • er/sie/es infundor
  • wir infundoren
  • ihr infundort
  • Sie infundoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte infundoren
  • du hattest infundoren
  • er/sie/es hatte infundoren
  • wir hatten infundoren
  • ihr hattet infundoren
  • Sie hatten infundoren

Futur I

  • ich werde infundieren
  • du wirst infundieren
  • er/sie/es wird infundieren
  • wir werden infundieren
  • ihr werdet infundieren
  • Sie werden infundieren

Futur II

  • ich werde infundoren haben
  • du wirst infundoren haben
  • er/sie/es wird infundoren haben
  • wir werden infundoren haben
  • ihr werdet infundoren haben
  • Sie werden infundoren haben

Vervoeging van het werkwoord "infundieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • infundiere (du)
  • infundieren wir
  • infundiert ihr
  • infundieren Sie
  • infundier (du)
  • infundieren wir
  • infundiert ihr
  • infundieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • infundieren

Infinitiv - Perfekt

  • infundoren haben

Partizip Präsens

  • infundierend

Partizip Perfekt

  • infundoren

Vervoeging van het werkwoord "infundieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich infundiere
  • du infundierest
  • er/sie/es infundiere
  • wir infundieren
  • ihr infundieret
  • Sie infundieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe infundoren
  • du habest infundoren
  • er/sie/es habe infundoren
  • wir haben infundoren
  • ihr habet infundoren
  • Sie haben infundoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde infundieren
  • du werdest infundieren
  • er/sie/es werde infundieren
  • wir werden infundieren
  • ihr werdet infundieren
  • Sie werden infundieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde infundoren haben
  • du werdest infundoren haben
  • er/sie/es werde infundoren haben
  • wir werden infundoren haben
  • ihr werdet infundoren haben
  • Sie werden infundoren haben

Vervoeging van het werkwoord "infundieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich infundöre
  • du infundörest
  • er/sie/es infundöre
  • wir infundören
  • ihr infundöret
  • Sie infundören
  • ich infundöre
  • du infundörst
  • er/sie/es infundöre
  • wir infundören
  • ihr infundört
  • Sie infundören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte infundoren
  • du hättest infundoren
  • er/sie/es hätte infundoren
  • wir hätten infundoren
  • ihr hättet infundoren
  • Sie hätten infundoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde infundieren
  • du würdest infundieren
  • er/sie/es würde infundieren
  • wir würden infundieren
  • ihr würdet infundieren
  • Sie würden infundieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde infundoren haben
  • du würdest infundoren haben
  • er/sie/es würde infundoren haben
  • wir würden infundoren haben
  • ihr würdet infundoren haben
  • Sie würden infundoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausbauenbowlenhinaufschleichenhinbewegenhunzeninfarziereninfragestelleninhaftiereninkorporierenkatalysierenletzennachschmeissenverfugen