Vervoeging van het werkwoord heimwerken in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord heimwerken in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "heimwerken" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich werke heim
  • du werkst heim
  • er/sie/es werkt heim
  • wir werken heim
  • ihr werkt heim
  • Sie werken heim

Perfekt

  • ich habe heimgewerkt
  • du hast heimgewerkt
  • er/sie/es hat heimgewerkt
  • wir haben heimgewerkt
  • ihr habt heimgewerkt
  • Sie haben heimgewerkt

Präteritum

  • ich werkte heim
  • du werktest heim
  • er/sie/es werkte heim
  • wir werkten heim
  • ihr werktet heim
  • Sie werkten heim

Plusquamperfekt

  • ich hatte heimgewerkt
  • du hattest heimgewerkt
  • er/sie/es hatte heimgewerkt
  • wir hatten heimgewerkt
  • ihr hattet heimgewerkt
  • Sie hatten heimgewerkt

Futur I

  • ich werde heimwerken
  • du wirst heimwerken
  • er/sie/es wird heimwerken
  • wir werden heimwerken
  • ihr werdet heimwerken
  • Sie werden heimwerken

Futur II

  • ich werde heimgewerkt haben
  • du wirst heimgewerkt haben
  • er/sie/es wird heimgewerkt haben
  • wir werden heimgewerkt haben
  • ihr werdet heimgewerkt haben
  • Sie werden heimgewerkt haben

Vervoeging van het werkwoord "heimwerken" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • werke (du) heim
  • werken wir heim
  • werkt ihr heim
  • werken Sie heim

Infinitiv - Präsens

  • heimwerken

Infinitiv - Perfekt

  • heimgewerkt haben

Partizip Präsens

  • heimwerkend

Partizip Perfekt

  • heimgewerkt

Vervoeging van het werkwoord "heimwerken" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich werke heim
  • du werkest heim
  • er/sie/es werke heim
  • wir werken heim
  • ihr werket heim
  • Sie werken heim

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe heimgewerkt
  • du habest heimgewerkt
  • er/sie/es habe heimgewerkt
  • wir haben heimgewerkt
  • ihr habet heimgewerkt
  • Sie haben heimgewerkt

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde heimwerken
  • du werdest heimwerken
  • er/sie/es werde heimwerken
  • wir werden heimwerken
  • ihr werdet heimwerken
  • Sie werden heimwerken

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde heimgewerkt haben
  • du werdest heimgewerkt haben
  • er/sie/es werde heimgewerkt haben
  • wir werden heimgewerkt haben
  • ihr werdet heimgewerkt haben
  • Sie werden heimgewerkt haben

Vervoeging van het werkwoord "heimwerken" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich werkte heim
  • du werktest heim
  • er/sie/es werkte heim
  • wir werkten heim
  • ihr werktet heim
  • Sie werkten heim

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte heimgewerkt
  • du hättest heimgewerkt
  • er/sie/es hätte heimgewerkt
  • wir hätten heimgewerkt
  • ihr hättet heimgewerkt
  • Sie hätten heimgewerkt

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde heimwerken
  • du würdest heimwerken
  • er/sie/es würde heimwerken
  • wir würden heimwerken
  • ihr würdet heimwerken
  • Sie würden heimwerken

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde heimgewerkt haben
  • du würdest heimgewerkt haben
  • er/sie/es würde heimgewerkt haben
  • wir würden heimgewerkt haben
  • ihr würdet heimgewerkt haben
  • Sie würden heimgewerkt haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: anschreienexilierenfernsteuernhandorgelnheimmüssenheimtrauenheimwollenhektografierenherauskletternherumtanzenhinknallennachlegenrunterrutschen