Vervoeging van het werkwoord gärtnern in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord gärtnern in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "gärtnern" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich gärtnere
- du gärtnerst
- er/sie/es gärtnert
- wir gärtnern
- ihr gärtnert
- Sie gärtnern
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe gegärtnert
- du hast gegärtnert
- er/sie/es hat gegärtnert
- wir haben gegärtnert
- ihr habt gegärtnert
- Sie haben gegärtnert
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich gärtnerte
- du gärtnertest
- er/sie/es gärtnerte
- wir gärtnerten
- ihr gärtnertet
- Sie gärtnerten
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte gegärtnert
- du hattest gegärtnert
- er/sie/es hatte gegärtnert
- wir hatten gegärtnert
- ihr hattet gegärtnert
- Sie hatten gegärtnert
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde gärtnern
- du wirst gärtnern
- er/sie/es wird gärtnern
- wir werden gärtnern
- ihr werdet gärtnern
- Sie werden gärtnern
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde gegärtnert haben
- du wirst gegärtnert haben
- er/sie/es wird gegärtnert haben
- wir werden gegärtnert haben
- ihr werdet gegärtnert haben
- Sie werden gegärtnert haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "gärtnern" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - gärtnere (du)
- gärtnern wir
- gärtnert ihr
- gärtnern Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "gärtnern" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich gärtnere
- du gärtnerest
- er/sie/es gärtnere
- wir gärtnern
- ihr gärtnert
- Sie gärtnern
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe gegärtnert
- du habest gegärtnert
- er/sie/es habe gegärtnert
- wir haben gegärtnert
- ihr habet gegärtnert
- Sie haben gegärtnert
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde gärtnern
- du werdest gärtnern
- er/sie/es werde gärtnern
- wir werden gärtnern
- ihr werdet gärtnern
- Sie werden gärtnern
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde gegärtnert haben
- du werdest gegärtnert haben
- er/sie/es werde gegärtnert haben
- wir werden gegärtnert haben
- ihr werdet gegärtnert haben
- Sie werden gegärtnert haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "gärtnern" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich gärtnerte
- du gärtnertest
- er/sie/es gärtnerte
- wir gärtnerten
- ihr gärtnertet
- Sie gärtnerten
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte gegärtnert
- du hättest gegärtnert
- er/sie/es hätte gegärtnert
- wir hätten gegärtnert
- ihr hättet gegärtnert
- Sie hätten gegärtnert
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde gärtnern
- du würdest gärtnern
- er/sie/es würde gärtnern
- wir würden gärtnern
- ihr würdet gärtnern
- Sie würden gärtnern
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde gegärtnert haben
- du würdest gegärtnert haben
- er/sie/es würde gegärtnert haben
- wir würden gegärtnert haben
- ihr würdet gegärtnert haben
- Sie würden gegärtnert haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              anbefehlenentrippenerdenfrischengaragierengarottierengasengaukelngnadenherbeibombenhinaufbegebenmauschelnrechtenzurückschaffen