Vervoeging van het werkwoord frieden in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord frieden in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "frieden" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich friede
- du friedest
- er/sie/es friedet
- wir frieden
- ihr friedet
- Sie frieden
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe gefriedet
- du hast gefriedet
- er/sie/es hat gefriedet
- wir haben gefriedet
- ihr habt gefriedet
- Sie haben gefriedet
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich friedete
- du friedetest
- er/sie/es friedete
- wir friedeten
- ihr friedetet
- Sie friedeten
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte gefriedet
- du hattest gefriedet
- er/sie/es hatte gefriedet
- wir hatten gefriedet
- ihr hattet gefriedet
- Sie hatten gefriedet
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde frieden
- du wirst frieden
- er/sie/es wird frieden
- wir werden frieden
- ihr werdet frieden
- Sie werden frieden
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde gefriedet haben
- du wirst gefriedet haben
- er/sie/es wird gefriedet haben
- wir werden gefriedet haben
- ihr werdet gefriedet haben
- Sie werden gefriedet haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "frieden" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - friede (du)
- frieden wir
- friedet ihr
- frieden Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "frieden" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich friede
- du friedest
- er/sie/es friede
- wir frieden
- ihr friedet
- Sie frieden
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe gefriedet
- du habest gefriedet
- er/sie/es habe gefriedet
- wir haben gefriedet
- ihr habet gefriedet
- Sie haben gefriedet
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde frieden
- du werdest frieden
- er/sie/es werde frieden
- wir werden frieden
- ihr werdet frieden
- Sie werden frieden
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde gefriedet haben
- du werdest gefriedet haben
- er/sie/es werde gefriedet haben
- wir werden gefriedet haben
- ihr werdet gefriedet haben
- Sie werden gefriedet haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "frieden" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich friedete
- du friedetest
- er/sie/es friedete
- wir friedeten
- ihr friedetet
- Sie friedeten
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte gefriedet
- du hättest gefriedet
- er/sie/es hätte gefriedet
- wir hätten gefriedet
- ihr hättet gefriedet
- Sie hätten gefriedet
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde frieden
- du würdest frieden
- er/sie/es würde frieden
- wir würden frieden
- ihr würdet frieden
- Sie würden frieden
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde gefriedet haben
- du würdest gefriedet haben
- er/sie/es würde gefriedet haben
- wir würden gefriedet haben
- ihr würdet gefriedet haben
- Sie würden gefriedet haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              ächzenentkoppelnentsperrenfortstrebenfremdschämenfrevelnfrierenfrohlockengesundenherausprustenhervorzerrenlukrierenräufelnzurückbleiben