Vervoeging van het werkwoord fortstreben in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord fortstreben in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "fortstreben" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich strebe fort
  • du strebst fort
  • er/sie/es strebt fort
  • wir streben fort
  • ihr strebt fort
  • Sie streben fort

Perfekt

  • ich habe fortgestrebt
  • du hast fortgestrebt
  • er/sie/es hat fortgestrebt
  • wir haben fortgestrebt
  • ihr habt fortgestrebt
  • Sie haben fortgestrebt

Präteritum

  • ich strebte fort
  • du strebtest fort
  • er/sie/es strebte fort
  • wir strebten fort
  • ihr strebtet fort
  • Sie strebten fort

Plusquamperfekt

  • ich hatte fortgestrebt
  • du hattest fortgestrebt
  • er/sie/es hatte fortgestrebt
  • wir hatten fortgestrebt
  • ihr hattet fortgestrebt
  • Sie hatten fortgestrebt

Futur I

  • ich werde fortstreben
  • du wirst fortstreben
  • er/sie/es wird fortstreben
  • wir werden fortstreben
  • ihr werdet fortstreben
  • Sie werden fortstreben

Futur II

  • ich werde fortgestrebt haben
  • du wirst fortgestrebt haben
  • er/sie/es wird fortgestrebt haben
  • wir werden fortgestrebt haben
  • ihr werdet fortgestrebt haben
  • Sie werden fortgestrebt haben

Vervoeging van het werkwoord "fortstreben" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • strebe (du) fort
  • streben wir fort
  • strebt ihr fort
  • streben Sie fort

Infinitiv - Präsens

  • fortstreben

Infinitiv - Perfekt

  • fortgestrebt haben

Partizip Präsens

  • fortstrebend

Partizip Perfekt

  • fortgestrebt

Vervoeging van het werkwoord "fortstreben" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich strebe fort
  • du strebest fort
  • er/sie/es strebe fort
  • wir streben fort
  • ihr strebet fort
  • Sie streben fort

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe fortgestrebt
  • du habest fortgestrebt
  • er/sie/es habe fortgestrebt
  • wir haben fortgestrebt
  • ihr habet fortgestrebt
  • Sie haben fortgestrebt

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde fortstreben
  • du werdest fortstreben
  • er/sie/es werde fortstreben
  • wir werden fortstreben
  • ihr werdet fortstreben
  • Sie werden fortstreben

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde fortgestrebt haben
  • du werdest fortgestrebt haben
  • er/sie/es werde fortgestrebt haben
  • wir werden fortgestrebt haben
  • ihr werdet fortgestrebt haben
  • Sie werden fortgestrebt haben

Vervoeging van het werkwoord "fortstreben" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich strebte fort
  • du strebtest fort
  • er/sie/es strebte fort
  • wir strebten fort
  • ihr strebtet fort
  • Sie strebten fort

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte fortgestrebt
  • du hättest fortgestrebt
  • er/sie/es hätte fortgestrebt
  • wir hätten fortgestrebt
  • ihr hättet fortgestrebt
  • Sie hätten fortgestrebt

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde fortstreben
  • du würdest fortstreben
  • er/sie/es würde fortstreben
  • wir würden fortstreben
  • ihr würdet fortstreben
  • Sie würden fortstreben

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde fortgestrebt haben
  • du würdest fortgestrebt haben
  • er/sie/es würde fortgestrebt haben
  • wir würden fortgestrebt haben
  • ihr würdet fortgestrebt haben
  • Sie würden fortgestrebt haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: abtelefonierenentgegenflutenentminenfördernfortsehnenfortstossenfortstürmenfortwerfengegeneinanderstehenherausbrechenherunterschauenlosbrüllenquizzenzuleiten