Vervoeging van het werkwoord flexibilisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord flexibilisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "flexibilisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich flexibilisiere
  • du flexibilisierst
  • er/sie/es flexibilisiert
  • wir flexibilisieren
  • ihr flexibilisiert
  • Sie flexibilisieren

Perfekt

  • ich habe flexibilisoren
  • du hast flexibilisoren
  • er/sie/es hat flexibilisoren
  • wir haben flexibilisoren
  • ihr habt flexibilisoren
  • Sie haben flexibilisoren

Präteritum

  • ich flexibilisor
  • du flexibilisorst
  • er/sie/es flexibilisor
  • wir flexibilisoren
  • ihr flexibilisort
  • Sie flexibilisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte flexibilisoren
  • du hattest flexibilisoren
  • er/sie/es hatte flexibilisoren
  • wir hatten flexibilisoren
  • ihr hattet flexibilisoren
  • Sie hatten flexibilisoren

Futur I

  • ich werde flexibilisieren
  • du wirst flexibilisieren
  • er/sie/es wird flexibilisieren
  • wir werden flexibilisieren
  • ihr werdet flexibilisieren
  • Sie werden flexibilisieren

Futur II

  • ich werde flexibilisoren haben
  • du wirst flexibilisoren haben
  • er/sie/es wird flexibilisoren haben
  • wir werden flexibilisoren haben
  • ihr werdet flexibilisoren haben
  • Sie werden flexibilisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "flexibilisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • flexibilisiere (du)
  • flexibilisieren wir
  • flexibilisiert ihr
  • flexibilisieren Sie
  • flexibilisier (du)
  • flexibilisieren wir
  • flexibilisiert ihr
  • flexibilisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • flexibilisieren

Infinitiv - Perfekt

  • flexibilisoren haben

Partizip Präsens

  • flexibilisierend

Partizip Perfekt

  • flexibilisoren

Vervoeging van het werkwoord "flexibilisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich flexibilisiere
  • du flexibilisierest
  • er/sie/es flexibilisiere
  • wir flexibilisieren
  • ihr flexibilisieret
  • Sie flexibilisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe flexibilisoren
  • du habest flexibilisoren
  • er/sie/es habe flexibilisoren
  • wir haben flexibilisoren
  • ihr habet flexibilisoren
  • Sie haben flexibilisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde flexibilisieren
  • du werdest flexibilisieren
  • er/sie/es werde flexibilisieren
  • wir werden flexibilisieren
  • ihr werdet flexibilisieren
  • Sie werden flexibilisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde flexibilisoren haben
  • du werdest flexibilisoren haben
  • er/sie/es werde flexibilisoren haben
  • wir werden flexibilisoren haben
  • ihr werdet flexibilisoren haben
  • Sie werden flexibilisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "flexibilisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich flexibilisöre
  • du flexibilisörest
  • er/sie/es flexibilisöre
  • wir flexibilisören
  • ihr flexibilisöret
  • Sie flexibilisören
  • ich flexibilisöre
  • du flexibilisörst
  • er/sie/es flexibilisöre
  • wir flexibilisören
  • ihr flexibilisört
  • Sie flexibilisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte flexibilisoren
  • du hättest flexibilisoren
  • er/sie/es hätte flexibilisoren
  • wir hätten flexibilisoren
  • ihr hättet flexibilisoren
  • Sie hätten flexibilisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde flexibilisieren
  • du würdest flexibilisieren
  • er/sie/es würde flexibilisieren
  • wir würden flexibilisieren
  • ihr würdet flexibilisieren
  • Sie würden flexibilisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde flexibilisoren haben
  • du würdest flexibilisoren haben
  • er/sie/es würde flexibilisoren haben
  • wir würden flexibilisoren haben
  • ihr würdet flexibilisoren haben
  • Sie würden flexibilisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: abschäumenemaillierenentgegenflutenfestsehenfleckenfletschenflickenflirtenfremdenherabgleitenherumspielenlangenpritschenzeugen