Vervoeging van het werkwoord fenstern in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord fenstern in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "fenstern" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich fenstere
  • du fensterst
  • er/sie/es fenstert
  • wir fenstern
  • ihr fenstert
  • Sie fenstern

Perfekt

  • ich habe gefenstert
  • du hast gefenstert
  • er/sie/es hat gefenstert
  • wir haben gefenstert
  • ihr habt gefenstert
  • Sie haben gefenstert

Präteritum

  • ich fensterte
  • du fenstertest
  • er/sie/es fensterte
  • wir fensterten
  • ihr fenstertet
  • Sie fensterten

Plusquamperfekt

  • ich hatte gefenstert
  • du hattest gefenstert
  • er/sie/es hatte gefenstert
  • wir hatten gefenstert
  • ihr hattet gefenstert
  • Sie hatten gefenstert

Futur I

  • ich werde fenstern
  • du wirst fenstern
  • er/sie/es wird fenstern
  • wir werden fenstern
  • ihr werdet fenstern
  • Sie werden fenstern

Futur II

  • ich werde gefenstert haben
  • du wirst gefenstert haben
  • er/sie/es wird gefenstert haben
  • wir werden gefenstert haben
  • ihr werdet gefenstert haben
  • Sie werden gefenstert haben

Vervoeging van het werkwoord "fenstern" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • fenstere (du)
  • fenstern wir
  • fenstert ihr
  • fenstern Sie

Infinitiv - Präsens

  • fenstern

Infinitiv - Perfekt

  • gefenstert haben

Partizip Präsens

  • fensternd

Partizip Perfekt

  • gefenstert

Vervoeging van het werkwoord "fenstern" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich fenstere
  • du fensterest
  • er/sie/es fenstere
  • wir fenstern
  • ihr fenstert
  • Sie fenstern

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe gefenstert
  • du habest gefenstert
  • er/sie/es habe gefenstert
  • wir haben gefenstert
  • ihr habet gefenstert
  • Sie haben gefenstert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde fenstern
  • du werdest fenstern
  • er/sie/es werde fenstern
  • wir werden fenstern
  • ihr werdet fenstern
  • Sie werden fenstern

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde gefenstert haben
  • du werdest gefenstert haben
  • er/sie/es werde gefenstert haben
  • wir werden gefenstert haben
  • ihr werdet gefenstert haben
  • Sie werden gefenstert haben

Vervoeging van het werkwoord "fenstern" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich fensterte
  • du fenstertest
  • er/sie/es fensterte
  • wir fensterten
  • ihr fenstertet
  • Sie fensterten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte gefenstert
  • du hättest gefenstert
  • er/sie/es hätte gefenstert
  • wir hätten gefenstert
  • ihr hättet gefenstert
  • Sie hätten gefenstert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde fenstern
  • du würdest fenstern
  • er/sie/es würde fenstern
  • wir würden fenstern
  • ihr würdet fenstern
  • Sie würden fenstern

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde gefenstert haben
  • du würdest gefenstert haben
  • er/sie/es würde gefenstert haben
  • wir würden gefenstert haben
  • ihr würdet gefenstert haben
  • Sie würden gefenstert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: abkratzeneinschneideneinzuckernexzipierenfekenfeminisierenfenzenfernheizenförschelngutsagenherumärgernkotenpikenzähnen