Vervoeging van het werkwoord fasten in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord fasten in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "fasten" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich faste
- du fastest
- er/sie/es fastet
- wir fasten
- ihr fastet
- Sie fasten
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe gefastet
- du hast gefastet
- er/sie/es hat gefastet
- wir haben gefastet
- ihr habt gefastet
- Sie haben gefastet
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich fastete
- du fastetest
- er/sie/es fastete
- wir fasteten
- ihr fastetet
- Sie fasteten
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte gefastet
- du hattest gefastet
- er/sie/es hatte gefastet
- wir hatten gefastet
- ihr hattet gefastet
- Sie hatten gefastet
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde fasten
- du wirst fasten
- er/sie/es wird fasten
- wir werden fasten
- ihr werdet fasten
- Sie werden fasten
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde gefastet haben
- du wirst gefastet haben
- er/sie/es wird gefastet haben
- wir werden gefastet haben
- ihr werdet gefastet haben
- Sie werden gefastet haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "fasten" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - faste (du)
- fasten wir
- fastet ihr
- fasten Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "fasten" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich faste
- du fastest
- er/sie/es faste
- wir fasten
- ihr fastet
- Sie fasten
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe gefastet
- du habest gefastet
- er/sie/es habe gefastet
- wir haben gefastet
- ihr habet gefastet
- Sie haben gefastet
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde fasten
- du werdest fasten
- er/sie/es werde fasten
- wir werden fasten
- ihr werdet fasten
- Sie werden fasten
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde gefastet haben
- du werdest gefastet haben
- er/sie/es werde gefastet haben
- wir werden gefastet haben
- ihr werdet gefastet haben
- Sie werden gefastet haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "fasten" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich fastete
- du fastetest
- er/sie/es fastete
- wir fasteten
- ihr fastetet
- Sie fasteten
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte gefastet
- du hättest gefastet
- er/sie/es hätte gefastet
- wir hätten gefastet
- ihr hättet gefastet
- Sie hätten gefastet
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde fasten
- du würdest fasten
- er/sie/es würde fasten
- wir würden fasten
- ihr würdet fasten
- Sie würden fasten
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde gefastet haben
- du würdest gefastet haben
- er/sie/es würde gefastet haben
- wir würden gefastet haben
- ihr würdet gefastet haben
- Sie würden gefastet haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              abkämpfeneinsalzeneintrichternexemplifizierenfaschenfassonierenfaszikulierenfeckenflößengrillenherüberfahrenkontrastierenpetschierenwölfen