Vervoeging van het werkwoord expatriieren in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord expatriieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "expatriieren" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich expatriiere
- du expatriierst
- er/sie/es expatriiert
- wir expatriieren
- ihr expatriiert
- Sie expatriieren
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe expatriiert
- du hast expatriiert
- er/sie/es hat expatriiert
- wir haben expatriiert
- ihr habt expatriiert
- Sie haben expatriiert
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich expatriierte
- du expatriiertest
- er/sie/es expatriierte
- wir expatriierten
- ihr expatriiertet
- Sie expatriierten
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte expatriiert
- du hattest expatriiert
- er/sie/es hatte expatriiert
- wir hatten expatriiert
- ihr hattet expatriiert
- Sie hatten expatriiert
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde expatriieren
- du wirst expatriieren
- er/sie/es wird expatriieren
- wir werden expatriieren
- ihr werdet expatriieren
- Sie werden expatriieren
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde expatriiert haben
- du wirst expatriiert haben
- er/sie/es wird expatriiert haben
- wir werden expatriiert haben
- ihr werdet expatriiert haben
- Sie werden expatriiert haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "expatriieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - expatriiere (du)
- expatriieren wir
- expatriiert ihr
- expatriieren Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "expatriieren" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich expatriiere
- du expatriierest
- er/sie/es expatriiere
- wir expatriieren
- ihr expatriieret
- Sie expatriieren
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe expatriiert
- du habest expatriiert
- er/sie/es habe expatriiert
- wir haben expatriiert
- ihr habet expatriiert
- Sie haben expatriiert
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde expatriieren
- du werdest expatriieren
- er/sie/es werde expatriieren
- wir werden expatriieren
- ihr werdet expatriieren
- Sie werden expatriieren
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde expatriiert haben
- du werdest expatriiert haben
- er/sie/es werde expatriiert haben
- wir werden expatriiert haben
- ihr werdet expatriiert haben
- Sie werden expatriiert haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "expatriieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich expatriierte
- du expatriiertest
- er/sie/es expatriierte
- wir expatriierten
- ihr expatriiertet
- Sie expatriierten
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte expatriiert
- du hättest expatriiert
- er/sie/es hätte expatriiert
- wir hätten expatriiert
- ihr hättet expatriiert
- Sie hätten expatriiert
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde expatriieren
- du würdest expatriieren
- er/sie/es würde expatriieren
- wir würden expatriieren
- ihr würdet expatriieren
- Sie würden expatriieren
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde expatriiert haben
- du würdest expatriiert haben
- er/sie/es würde expatriiert haben
- wir würden expatriiert haben
- ihr würdet expatriiert haben
- Sie würden expatriiert haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              abfliesseneinöleneinsetzenerteilenexkludierenexpandierenexpedierenexponierenfinalisierengleichkommenherkommenkommandierenparierenwiedergrüssen