Vervoeging van het werkwoord etikettieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord etikettieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "etikettieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich etikettiere
  • du etikettierst
  • er/sie/es etikettiert
  • wir etikettieren
  • ihr etikettiert
  • Sie etikettieren

Perfekt

  • ich habe etikettiert
  • du hast etikettiert
  • er/sie/es hat etikettiert
  • wir haben etikettiert
  • ihr habt etikettiert
  • Sie haben etikettiert

Präteritum

  • ich etikettierte
  • du etikettiertest
  • er/sie/es etikettierte
  • wir etikettierten
  • ihr etikettiertet
  • Sie etikettierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte etikettiert
  • du hattest etikettiert
  • er/sie/es hatte etikettiert
  • wir hatten etikettiert
  • ihr hattet etikettiert
  • Sie hatten etikettiert

Futur I

  • ich werde etikettieren
  • du wirst etikettieren
  • er/sie/es wird etikettieren
  • wir werden etikettieren
  • ihr werdet etikettieren
  • Sie werden etikettieren

Futur II

  • ich werde etikettiert haben
  • du wirst etikettiert haben
  • er/sie/es wird etikettiert haben
  • wir werden etikettiert haben
  • ihr werdet etikettiert haben
  • Sie werden etikettiert haben

Vervoeging van het werkwoord "etikettieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • etikettiere (du)
  • etikettieren wir
  • etikettiert ihr
  • etikettieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • etikettieren

Infinitiv - Perfekt

  • etikettiert haben

Partizip Präsens

  • etikettierend

Partizip Perfekt

  • etikettiert

Vervoeging van het werkwoord "etikettieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich etikettiere
  • du etikettierest
  • er/sie/es etikettiere
  • wir etikettieren
  • ihr etikettieret
  • Sie etikettieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe etikettiert
  • du habest etikettiert
  • er/sie/es habe etikettiert
  • wir haben etikettiert
  • ihr habet etikettiert
  • Sie haben etikettiert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde etikettieren
  • du werdest etikettieren
  • er/sie/es werde etikettieren
  • wir werden etikettieren
  • ihr werdet etikettieren
  • Sie werden etikettieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde etikettiert haben
  • du werdest etikettiert haben
  • er/sie/es werde etikettiert haben
  • wir werden etikettiert haben
  • ihr werdet etikettiert haben
  • Sie werden etikettiert haben

Vervoeging van het werkwoord "etikettieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich etikettierte
  • du etikettiertest
  • er/sie/es etikettierte
  • wir etikettierten
  • ihr etikettiertet
  • Sie etikettierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte etikettiert
  • du hättest etikettiert
  • er/sie/es hätte etikettiert
  • wir hätten etikettiert
  • ihr hättet etikettiert
  • Sie hätten etikettiert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde etikettieren
  • du würdest etikettieren
  • er/sie/es würde etikettieren
  • wir würden etikettieren
  • ihr würdet etikettieren
  • Sie würden etikettieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde etikettiert haben
  • du würdest etikettiert haben
  • er/sie/es würde etikettiert haben
  • wir würden etikettiert haben
  • ihr würdet etikettiert haben
  • Sie würden etikettiert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: abeggeneinleuchteneinschmeissenersinneneskimotierenethnisierenetiolierenevaporierenfestsetzengicksenhereinstehlenknurrenpachtenwiederbringen