Vervoeging van het werkwoord ernüchtern in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord ernüchtern in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "ernüchtern" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich ernüchtere
 - du ernüchterst
 - er/sie/es ernüchtert
 - wir ernüchtern
 - ihr ernüchtert
 - Sie ernüchtern
                                        
                                                                                                                Perfekt
                                                                                - ich habe ernüchtert
 - du hast ernüchtert
 - er/sie/es hat ernüchtert
 - wir haben ernüchtert
 - ihr habt ernüchtert
 - Sie haben ernüchtert
                                        
                                                                                                                Präteritum
                                                                                - ich ernüchterte
 - du ernüchtertest
 - er/sie/es ernüchterte
 - wir ernüchterten
 - ihr ernüchtertet
 - Sie ernüchterten
                                        
                                                                                                                                                                                    Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte ernüchtert
 - du hattest ernüchtert
 - er/sie/es hatte ernüchtert
 - wir hatten ernüchtert
 - ihr hattet ernüchtert
 - Sie hatten ernüchtert
                                        
                                                                                                                Futur I
                                                                                - ich werde ernüchtern
 - du wirst ernüchtern
 - er/sie/es wird ernüchtern
 - wir werden ernüchtern
 - ihr werdet ernüchtern
 - Sie werden ernüchtern
                                        
                                                                                                                Futur II
                                                                                - ich werde ernüchtert haben
 - du wirst ernüchtert haben
 - er/sie/es wird ernüchtert haben
 - wir werden ernüchtert haben
 - ihr werdet ernüchtert haben
 - Sie werden ernüchtert haben
                                        
                                                                                                         
                              Vervoeging van het werkwoord "ernüchtern" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - ernüchtere (du)
 - ernüchtern wir
 - ernüchtert ihr
 - ernüchtern Sie
                                        
                                                                                                                                                                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "ernüchtern" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich ernüchtere
 - du ernüchterest
 - er/sie/es ernüchtere
 - wir ernüchtern
 - ihr ernüchtert
 - Sie ernüchtern
                                        
                                                                                                                Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe ernüchtert
 - du habest ernüchtert
 - er/sie/es habe ernüchtert
 - wir haben ernüchtert
 - ihr habet ernüchtert
 - Sie haben ernüchtert
                                        
                                                                                                                                                                                    Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde ernüchtern
 - du werdest ernüchtern
 - er/sie/es werde ernüchtern
 - wir werden ernüchtern
 - ihr werdet ernüchtern
 - Sie werden ernüchtern
                                        
                                                                                                                Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde ernüchtert haben
 - du werdest ernüchtert haben
 - er/sie/es werde ernüchtert haben
 - wir werden ernüchtert haben
 - ihr werdet ernüchtert haben
 - Sie werden ernüchtert haben
                                        
                                                                                                          
                              Vervoeging van het werkwoord "ernüchtern" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich ernüchterte
 - du ernüchtertest
 - er/sie/es ernüchterte
 - wir ernüchterten
 - ihr ernüchtertet
 - Sie ernüchterten
                                        
                                                                                                                Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte ernüchtert
 - du hättest ernüchtert
 - er/sie/es hätte ernüchtert
 - wir hätten ernüchtert
 - ihr hättet ernüchtert
 - Sie hätten ernüchtert
                                        
                                                                                                                                                                                    Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde ernüchtern
 - du würdest ernüchtern
 - er/sie/es würde ernüchtern
 - wir würden ernüchtern
 - ihr würdet ernüchtern
 - Sie würden ernüchtern
                                        
                                                                                                                Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde ernüchtert haben
 - du würdest ernüchtert haben
 - er/sie/es würde ernüchtert haben
 - wir würden ernüchtert haben
 - ihr würdet ernüchtert haben
 - Sie würden ernüchtert haben
                                        
                                                                                                          
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              einfetteneinliegenergötzenernährenerntenerobernerratenfällengebärdenheraussprudelnketzernniederrennenweiterspielen