Vervoeging van het werkwoord erleuchten in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord erleuchten in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "erleuchten" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich erleuchte
  • du erleuchtest
  • er/sie/es erleuchtet
  • wir erleuchten
  • ihr erleuchtet
  • Sie erleuchten

Perfekt

  • ich habe erleuchtet
  • du hast erleuchtet
  • er/sie/es hat erleuchtet
  • wir haben erleuchtet
  • ihr habt erleuchtet
  • Sie haben erleuchtet

Präteritum

  • ich erleuchtete
  • du erleuchtetest
  • er/sie/es erleuchtete
  • wir erleuchteten
  • ihr erleuchtetet
  • Sie erleuchteten

Plusquamperfekt

  • ich hatte erleuchtet
  • du hattest erleuchtet
  • er/sie/es hatte erleuchtet
  • wir hatten erleuchtet
  • ihr hattet erleuchtet
  • Sie hatten erleuchtet

Futur I

  • ich werde erleuchten
  • du wirst erleuchten
  • er/sie/es wird erleuchten
  • wir werden erleuchten
  • ihr werdet erleuchten
  • Sie werden erleuchten

Futur II

  • ich werde erleuchtet haben
  • du wirst erleuchtet haben
  • er/sie/es wird erleuchtet haben
  • wir werden erleuchtet haben
  • ihr werdet erleuchtet haben
  • Sie werden erleuchtet haben

Vervoeging van het werkwoord "erleuchten" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • erleuchte (du)
  • erleuchten wir
  • erleuchtet ihr
  • erleuchten Sie

Infinitiv - Präsens

  • erleuchten

Infinitiv - Perfekt

  • erleuchtet haben

Partizip Präsens

  • erleuchtend

Partizip Perfekt

  • erleuchtet

Vervoeging van het werkwoord "erleuchten" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich erleuchte
  • du erleuchtest
  • er/sie/es erleuchte
  • wir erleuchten
  • ihr erleuchtet
  • Sie erleuchten

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe erleuchtet
  • du habest erleuchtet
  • er/sie/es habe erleuchtet
  • wir haben erleuchtet
  • ihr habet erleuchtet
  • Sie haben erleuchtet

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde erleuchten
  • du werdest erleuchten
  • er/sie/es werde erleuchten
  • wir werden erleuchten
  • ihr werdet erleuchten
  • Sie werden erleuchten

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde erleuchtet haben
  • du werdest erleuchtet haben
  • er/sie/es werde erleuchtet haben
  • wir werden erleuchtet haben
  • ihr werdet erleuchtet haben
  • Sie werden erleuchtet haben

Vervoeging van het werkwoord "erleuchten" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich erleuchtete
  • du erleuchtetest
  • er/sie/es erleuchtete
  • wir erleuchteten
  • ihr erleuchtetet
  • Sie erleuchteten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte erleuchtet
  • du hättest erleuchtet
  • er/sie/es hätte erleuchtet
  • wir hätten erleuchtet
  • ihr hättet erleuchtet
  • Sie hätten erleuchtet

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde erleuchten
  • du würdest erleuchten
  • er/sie/es würde erleuchten
  • wir würden erleuchten
  • ihr würdet erleuchten
  • Sie würden erleuchten

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde erleuchtet haben
  • du würdest erleuchtet haben
  • er/sie/es würde erleuchtet haben
  • wir würden erleuchtet haben
  • ihr würdet erleuchtet haben
  • Sie würden erleuchtet haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: eindenkeneinkrallenererbenerlebenerlesenerliegenermannenexterritorialisierengamenherausschiebenkauderwelschenniederführenweiterreden