Vervoeging van het werkwoord elektronisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord elektronisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "elektronisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich elektronisiere
  • du elektronisierst
  • er/sie/es elektronisiert
  • wir elektronisieren
  • ihr elektronisiert
  • Sie elektronisieren

Perfekt

  • ich habe elektronisoren
  • du hast elektronisoren
  • er/sie/es hat elektronisoren
  • wir haben elektronisoren
  • ihr habt elektronisoren
  • Sie haben elektronisoren

Präteritum

  • ich elektronisor
  • du elektronisorst
  • er/sie/es elektronisor
  • wir elektronisoren
  • ihr elektronisort
  • Sie elektronisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte elektronisoren
  • du hattest elektronisoren
  • er/sie/es hatte elektronisoren
  • wir hatten elektronisoren
  • ihr hattet elektronisoren
  • Sie hatten elektronisoren

Futur I

  • ich werde elektronisieren
  • du wirst elektronisieren
  • er/sie/es wird elektronisieren
  • wir werden elektronisieren
  • ihr werdet elektronisieren
  • Sie werden elektronisieren

Futur II

  • ich werde elektronisoren haben
  • du wirst elektronisoren haben
  • er/sie/es wird elektronisoren haben
  • wir werden elektronisoren haben
  • ihr werdet elektronisoren haben
  • Sie werden elektronisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "elektronisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • elektronisiere (du)
  • elektronisieren wir
  • elektronisiert ihr
  • elektronisieren Sie
  • elektronisier (du)
  • elektronisieren wir
  • elektronisiert ihr
  • elektronisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • elektronisieren

Infinitiv - Perfekt

  • elektronisoren haben

Partizip Präsens

  • elektronisierend

Partizip Perfekt

  • elektronisoren

Vervoeging van het werkwoord "elektronisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich elektronisiere
  • du elektronisierest
  • er/sie/es elektronisiere
  • wir elektronisieren
  • ihr elektronisieret
  • Sie elektronisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe elektronisoren
  • du habest elektronisoren
  • er/sie/es habe elektronisoren
  • wir haben elektronisoren
  • ihr habet elektronisoren
  • Sie haben elektronisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde elektronisieren
  • du werdest elektronisieren
  • er/sie/es werde elektronisieren
  • wir werden elektronisieren
  • ihr werdet elektronisieren
  • Sie werden elektronisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde elektronisoren haben
  • du werdest elektronisoren haben
  • er/sie/es werde elektronisoren haben
  • wir werden elektronisoren haben
  • ihr werdet elektronisoren haben
  • Sie werden elektronisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "elektronisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich elektronisöre
  • du elektronisörest
  • er/sie/es elektronisöre
  • wir elektronisören
  • ihr elektronisöret
  • Sie elektronisören
  • ich elektronisöre
  • du elektronisörst
  • er/sie/es elektronisöre
  • wir elektronisören
  • ihr elektronisört
  • Sie elektronisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte elektronisoren
  • du hättest elektronisoren
  • er/sie/es hätte elektronisoren
  • wir hätten elektronisoren
  • ihr hättet elektronisoren
  • Sie hätten elektronisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde elektronisieren
  • du würdest elektronisieren
  • er/sie/es würde elektronisieren
  • wir würden elektronisieren
  • ihr würdet elektronisieren
  • Sie würden elektronisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde elektronisoren haben
  • du würdest elektronisoren haben
  • er/sie/es würde elektronisoren haben
  • wir würden elektronisoren haben
  • ihr würdet elektronisoren haben
  • Sie würden elektronisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: doubelndurchbildeneinsteuerneiternelektrolysierenelidierenemigrierenenthülsenexponierengewichtenhinwegbringenminimisierenvorfreuen